Het verhaal
Op een avond hadden Jezus en zijn vrienden een vreemd gesprek, toen ze voor het slapengaan nog een poosje bij elkaar zaten.
‘Wie zeggen de mensen eigenlijk dat ik ben?’ vroeg Jezus.
Hij glimlachte erbij, alsof hij wel wist dat ze soms rare dingen over hem vertelden.
‘In dat dorpje waar we gisteren waren, waren de mensen er vast van overtuigd dat je Johannes de Doper bent’, zei Andreas.
‘Vorige week hoorde ik iemand op de markt tegen een andere man zeggen dat je misschien Elia bent’, zei Thomas.
‘En vanmorgen beweerde een vrouw bij hoog en bij laag dat je Jeremia bent’, zei Salome. ‘Maar haar vriendin dacht dat je een van de andere profeten was die is teruggekomen…’
Jezus lachte. ‘Zo, zo’, zei hij.
Hij keek zijn vrienden onderzoekend aan.
‘En jullie, wie ben ik volgens jullie?’
Meteen flapte Petrus eruit: ‘Jij bent de Messias, de zoon van de levende God.’
Hij schrok zelf van wat hij gezegd had. De gedachte dat Jezus de Messias was, hing al een tijd in zijn hoofd, maar het was de eerste keer dat hij ze uitsprak. De Messias, de gezondene van God, waar het volk al zo lang op wachtte… Zou het waar zijn?
Ze keken allemaal gespannen naar Jezus. Zijn gezicht werd ernstig, al keken zijn ogen hen nog steeds vriendelijk aan.
‘Je hebt gelijk, Simon Petrus’, zei Jezus. ‘God, die mijn Vader is, heeft je dit ingegeven. Het is goed dat je dit weet. Jij zult mijn steunpilaar zijn, de rots waarop ik mijn kerk, mijn groep van mensen zal bouwen. Jij moet hen leiding geven.’
Petrus klemde zijn handen in elkaar toen Jezus dat zei. Hij wilde het wel, hij wilde alles voor Jezus doen, maar zou hij het ook kunnen?
Petrus lag nog lang wakker die avond. Allerlei beelden spookten door zijn hoofd. Hun vriend Jezus, de Messias, de zoon van God. De gedachte was te groot voor zijn arme hoofd. Waarom had hij juist hen als zijn vrienden uitgekozen? Ze waren maar gewone, eenvoudige mannen. Waarom geen schriftgeleerden of Farizeeërs? Zouden die niet veel beter leiding kunnen geven dan hij, een gewone visser?
Petrus wilde er niet verder over piekeren. Voor Jezus waren hij en zijn vrienden goed genoeg. Dat wilde hij altijd onthouden.
Naar Matteüs 16,13-20
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 193.
Denkvraag
Heb jij ooit wel eens gemerkt dat iemand heel anders (en beter) was dan je eerst dacht? Vertel erover.
Doe-tip
Welke naam vind jij het best passen bij Jezus: Messias, Mensenzoon, Vriend van mensen, Zoon van God? Of kies zelf een naam. Schrijf je lievelingsnaam voor Jezus op een rond blaadje. Plak er karton tegen en maak er een hanger van voor je prikbord.
Gebed
Lieve Jezus,
Jij houdt zoveel van je Vader en Hij ook van jou.
Wij mogen delen in die grote liefde.
Wij willen voor altijd bij jou horen.
Help ons om voor andere mensen een teken van God te zijn.
Amen.