Geschreven door Bart Compernol, bibliothecaris van het Grootseminarie, lees verder onder de afbeelding.
Deze week viel mijn mond open van verbazing. Voor mij lag een postincunabel (boeken gedrukt tussen 1500 en 1540) die zo mooi herbonden was, dat het vakmanschap ervan afstraalde. Ikzelf heb een “speciale band” met het boekbinden, omdat ik vorig jaar een opleiding boekbinden heb gevolgd om de anatomie en het maakproces van een boek beter te begrijpen. Ik besef dus maar al te goed hoeveel werk en kunde er nodig is geweest om deze band te maken. Het naaien van het boekblok, het ronden van de rug, het vergulden van de snede, het precies aanbrengen van de bladgouddecoraties op de gemarmerde schutbladen, de kapitaaltjes naaien, het aanbrengen van de ribben en het blindstempelen van de leren boekbekleding (blindstempeling is stempeling op het bandleer ter versiering van de boekband met lijnen of motieven zonder gebruikmaking van goud of kleur). De kers op de taart is een goud gestempelde supralibros, van wie anders dan van bisschop Jean-Baptiste Malou (1809-1864). Een supralibros is, letterlijk uit het Latijn vertaald: 'op boeken'. Het is het eigenaarskenmerk in de vorm van een wapenschild of een monogram dat op de boekband wordt weergegeven, meestal in blind- of goudstempeling. Dit in tegenstelling tot een ex libris of ‘uit boeken’, dat zich binnenin het boek bevindt, meestal op de schutbladen.
Het boek zelf is mooi gedrukt met een sobere rood-zwarte titelpagina, de hoofdtekst in twee kolommen, met genummerde folio’s of bladen (de nummering van een boek kan per pagina zijn, dan staat er een nummer op de voor- en achterkant, recto en verso van een blad, of per folio, dan krijgt elk blad enkel een nummer aan de voorkant, of recto). De titel van het betreffende hoofdstuk staat telkens mooi bovenaan de pagina’s, met achteraan in het boek een index.
De vraag is dan natuurlijk wat het boek zo bijzonder maakt dat monseigneur Malou het zo prachtig heeft laten inbinden. Het boek draagt de mooie titel ‘Pupilla oculi’ of de oogappel. Het is een handboek voor parochiepriesters over hoe ze de sacramenten moeten bedienen, met een grote nadruk op de biecht en boetedoening. Het boek sluit af met de tien geboden, de zeven hoofdzonden en de werken van barmhartigheid. Het boek is zo ongeschonden, dat het eerder als een pronkstuk in Malou’s bibliotheek zal gestaan hebben dan als een werkinstrument.
De auteur, John de Burgo schreef deze praktische handleiding voor biechtvaders op basis van William de Pagula’s ‘Oculus sacerdotis’ of ‘oog van de priester’ uit circa 1322. Hij schreef het omstreeks 1380 en wij hebben de gedrukte uitgave uit 1514. De Burgo was toen kanselier van de universiteit van Cambridge. Het werk moet wel populair geweest zijn, aangezien het in de zestiende eeuw in Londen, Parijs en Straatsburg opnieuw werd uitgegeven.
De theoloog Joannes de Burgo of John Burgh, komt voor het eerst in het daglicht in 1370 als toezichthouder aan de universiteit van Cambridge. In 1384 behaalde hij zijn doctoraat en werd hij er als kanselier benoemd tot 1386. In 1388 was hij rector van de kerk van Collingham en Nottinghamshire. Hij schrijft het boek in een tijd dat Engeland nog tot de Rooms-Katholieke Kerk behoorde (bron: Goering, J., ‘Burgh, John (fl. 1370–1398)’ in Oxford Dictionary of National Biography, online edition, http://www.oxforddnb.com/view/article/2912).
Meer uit de collectie?
Ben je nieuwsgierig geworden naar welke schatten zich nog meer schuilhouden in onze collectie? Ga dan zeker eens grasduinen in onze catalogus op https://gsb.limo.libis.be/ op thema, trefwoord of titel.
Bekijk de hele collectie artikels hier.