3e zondag van de advent, jaar B
Eucharistieviering vanuit Sint- Pieterskerk in Jette
Preek
ONDERZOEKSCOMMISSIES ZIJN VAN ALLE TIJDEN
Lieve mensen in de huiskamer.
Niet alleen vandaag maar ook in Johannes tijd werden er onderzoekscommissies opgericht en uitgestuurd wanneer gezagsdragers ergens hopeloos verloren lopen in hun tot waarheid verweven gedachten…
In die tijd was dat juist het zelfde zoals nu.
Wat voor een ambetanterik zou diene Johannes uit Molenbeek niet zijn geweest…
Hij liep rond, en verkondigde.
Niet in verfijnde kleding….
Dan zou Hij eerder te vinden zijn in Laken of Wemmel…
Wat kwam Hij in hemelsnaam doen?
Was Hij het licht, was hij een goeroe,
Had Hij ineens ’t warm water uitgevonden.
Ik denk het niet…
Het was een bode… wij zouden zeggen, een facteur, een drager, iemand die het éen en het ander kon verdragen, iemand die anderen verder kon dragen, kortom, iemand die de weg naar Jezus ging plaveien…
Vandaag de dag kun je op ‘t eerste zicht alles vinden.
Met éen vingerbeweging weten we alles..
We geraken zelfs de ecyclopedie’s niet meer kwijt aan de straatstenen.
Die boeken, die verbinding bezorgden, die gebonden, verbonden, heilzaam werkten zijn vervangen door gedetailleerde, gefragmenteerde items die zo gespecialiseerd zijn dat we hopeloos gevangen zitten in onze, eigen opgebouwde kennis zodanig dat we bij voorbeeld nog geen nieuwe microgolfoven kunnen ingang zetten… of beseffen dat de melk van de koe komt.
Johannes, die we hier vandaag gaan etaleren was een zoekmachine, een google avant la lettre. Wie weet was hij op zichzelf een onderzoekscommissie?
Hij was er niet om zichzelf.
Hij bracht de oude profeten terug te horen. Hij liet hun bij wijze van spreken naar boven komen, zoals de pieren uit de gazon, wanneer ge te veel met een spade rammelt…
De profeten echter, zoeken d’office het licht op..
Hij bracht ze aan de oppervlakte.
Hij verwees zoals Jesaja naar het Licht,
naar genezing van wier hart gebroken is.
Beluister nu eens efkens deze woorden van Jesaja;
genezen, wier hart gebroken is…
Wie zo eenzaam en verlaten is, dat het leven zelfs geen licht meer kan doorlaten…, de hopeloosheid nabij…
Johannes verwees ook naar de Komende door wie we vandaag ook Paulus mogen laten getuigen.
Die u roept is getrouw: Hij zal zijn woord gestand doen.
Ook vandaag blijft Hij roepen,
Hij wil bij ons te gast zijn, onze Johannes, onze aangestotene…
Hij wil ons onderzoeken wie, wat we zijn, wat we beleven, wat we ervaren…
Hij wil niet alleen een pakketje met onbederfbare producten.
Hij wil niet alleen die brave katholiekskes, die een mis eisen, maar voor de rest…ge weet wel…
Hij wil ons onderzoeken wie, wat we zijn,
wat we beleven, wat we ervaren…
Hij wil nen babbel.
Hij wil gehoord worden.
Maar, zeg nu zelf…
Willen wij dat?
Horen wij in ‘ de ander’ de roep, de ode aan het Licht?
Willen we wel in dialoog gaan?
Willen we straks om 11 uur nog iets van Hem meedragen?
Of gaan we niet alleen de mond, maar ook de oren bedekken?
Laten we ons iets zeggen?
Laten we onszelf onderzoeken?
Deze tweede lockdown komt voor velen nog zwaarder aan dan de eerste.
Het is winter, zelfs de koude kruipt binnen.
Zelfs het handengeklap, gevolgd door de terrasjes van deze zomer zijn verdwenen.
Het is stil en alles voelt koel aan.
Zelfs de profeten durven niet meer spreken.
Het is stil en soms zou je denken?
Waar zijn onze profeten?
Zitten ze in quarantaine?
Waar is die hoop, die innerlijke warme kracht, die stille gloed?
Waar voelen we terug die zachte bries van de Heer op de snaar van ons geweten?
Misschien is iedereen momenteel nog aan het rijpen…
Zoals men de oogst niet kan forceren…
Wie weet heeft Johannes ons al iets ingegeven?
In het bijzonder dit jaar wanneer de stilte ons overstemt.
Wie weet maken we gestalte wat Paulus ons voorzegt..
Wie weet voelen we onderhuids dat zacht briesje…
Bid, mediteer zonder ophouden, dankt God voor alles.
Klaag niet voor wat niet is maar dank voor hetgeen er wel is.
Zoals de aarde haar vruchten voorbrengt en zoals een tuin het zaad laat rijpen, zo laat de Heer de gerechtigdheid ontluiken en zijn glorie voor het oog der volken…
Onze bloemenploeg heeft enkele tijd geleden knollen van narcissen geplant.
Narcissen, de Paasbloemen, verwijzen naar de Verrijzenis, de ultieme hoop.
Laten we zelf ontluiken..
Dat lukt wel zonder substral.
Onze Guillaume besprenkelt ze af en toe met lauw water.
Laten wij ons ook besprenkelen met het water van onze doop, de ultieme bekentenis naar een ‘bekennende God’, een God die liet laat kennen.
Een God die zicht laat beminnen, ons engste knuffelcontact…
Een God, tot ons gekomen, in een weerloos mensenkind.
Een God die zich schuilhoudt in de zwaksten, de zieken.
Een God die u, en hopelijk ook mij zal zeggen;
“Ik zeen a geire”.
Ik speel de derde man op kerstavond, ik kom af….
Ik heb geen handgel vandoen, ik kom binnen zonder kloppen, zonder zelfs de klink van de deur, van uw hart vast te nemen…
Die God zal ons geen onderzoekscommissie sturen, om van een controle te zwijgen want Hij weet alles en hij heeft tijd. Hij kan wachten.
Vandaag beleven we al reeds die kleine vreugde in de lezingen…
Gaudete, wees blij!
Vandaag ontluikt er die kleine bries.
De lente komt, een twijg ontspruit, die oude takken lopen uit.
En neem uw tijd, onze God is niet gepresseert…
Ik zou willen eindigen met de woorden van Udo Hahn, een Duitse hedendaagse evangelisch-Lutherse theoloog.
Advent vieren, Advent beleven heet, kunnen wachten.
Wachten is een kunst.
Wie niet wachten kan, wie steeds een afkorting neemt,
die kort ook zijn leven af.
Oogsten kan men enkel wanneer men tijd neemt om te rijpen.
Laten we hierover effen mediteren…
Laten we ons zelf onderzoeken…
Een commissie is niet nodig…
En dan, lieve mensen,
Dan voelen we de zachte bries van de Heer op de snaar van ons geweten…
Amen
Jette, 13 december, derde zondag van de Advent, leesjaar B
LEZINGEN
eerste lezing: Jes. 61, 1-2a. 10-11
Uit de Profeet Jesaja.
De geest van de Heer God rust op Mij;
Hij heeft Mij gezalfd
om aan de armen de blijde boodschap te brengen.
Hij heeft Mij gezonden
om te genezen allen wier hart gebroken is,
om de gevangenen vrijlating te melden,
aan wie opgesloten zijn vrijheid;
om aan te kondigen het genadejaar van de Heer.
Ik wil jubelen en juichen in de Heer.
Mijn ziel wil zich verheugen in mijn God,
want Hij heeft Mij bekleed met het kleed des heils
en Mij de mantel der gerechtigheid omgehangen,
als een bruidegom, die zich het hoofd feestelijk omhult
of als een bruid, die zich met haar sieraden tooit.
Want zoals de aarde haar vruchten voortbrengt
en zoals een tuin het zaad laat rijpen,
zo laat de Heer de gerechtigheid ontluiken
en zijn glorie voor het oog der volken.
tussenzang: Lc. 1, 46-48, 49-50, 53-54
Refrein:
Hoog verheft nu mijn ziel de Heer.
Hoog verheft nu mijn ziel de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser.
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd;
van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken gaan heen met ledige handen.
Hij trekt zich zijn dienaar Israël aan,
zijn milde erbarming indachtig.
tweede lezing: 1 Tess. 5, 16-24
Uit de eerste brief van de apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica.
Broeders en zusters,
weest altijd blij.
Bidt zonder ophouden.
Dankt God voor alles.
Dit is wat God van u verlangt in Christus Jezus.
Blust de Geest niet uit:
kleineert de profetische gaven niet,
keurt alles, behoudt het goede.
Houdt u verre van alle soort van kwaad.
De God van de vrede,
Hij moge u heiligen, geheel en al.
Heel uw wezen: geest, ziel en lichaam,
moge ongerept bewaard
zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus.
Die u roept is getrouw:
Hij zal zijn woord gestand doen.
vers voor het evangelie: Jes. 61, 1
Alleluia.
De geest des Heren is over mij gekomen,
Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap
te brengen.
Alleluia.
evangelie: Joh. 1, 6-8. 19-28
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
“Ik doop met water, maar onder u staat Hij, die gij niet kent, Hij die na mij komt, ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Er trad een mens op, een gezondene van God;
zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot getuigenis,
om te getuigen van het Licht,
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht,
maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
priesters en levieten naar hem toezonden
om hem te vragen:
“Wie zijt gij?”
Daarop verklaarde hij
zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid:
“Ik ben de Messias niet.”
Zij vroegen hem:
“Wat dan?
Zijt gij Elia?”
Hij zei:
“Dat ben ik niet.”
“Zijt gij profeet?”
Hij antwoordde:
“Neen.”
Toen zeiden zij hem:
“Wie zijt gij dan?
Wij moeten toch een antwoord geven
aan degenen, die ons gestuurd hebben.
Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak:
“Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt,
de stem van iemand, die roept in de woestijn:
Maak de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën.
Zij vroegen hem:
“Wat doopt gij dan
als gij de Messias niet zijt,
noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde hun:
“Ik doop met water,
maar onder u staat Hij, die gij niet kent,
Hij die na mij komt,
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Dit gebeurde te Betanië,
aan de overkant van de Jordaan
waar Johannes aan het dopen was.