Pasen vieren kunnen we zinvol doen op tweevoudig overgeleverde wijze: op de wijze zoals het Christus zelf deed en op de wijze zoals wij het nu – na Christus’ sterven – doen. Jezus sprak dialect (Aramees) en Pasen luidde in zijn dialect ‘pascha’. Beschaafder (Hebreeuws) klonk het dan zo: ‘pesach’. Maar beide uitdrukkingen stonden voor het ‘overslaan’ het ‘hinken’ van God. Joden beleden dat God zijn vrienden nooit in de steek laat bij onheil. Zelfs bij de zwaarste klap die zij ooit kregen (tiende plaag in Egypte) sloeg God zijn vrienden over, zo luidde het in hun traditie, Hij hinkte aan hen voorbij. Als overtuigd joodsgelovige vierde Jezus dit hinken van zijn Vader, uitgerekend op de joodse paasdagen. Zo was Hij een echte paasmens, overtuigd van Gods helende kracht voor wie Hem dienden.
Joden beleden dat God zijn vrienden nooit in de steek laat bij onheil.
Na Christus’ dood beleden zijn volgelingen dat God ook zijn Zoon had overgeslagen, beschermend rond Hem had gehinkt, gedurende heel zijn leven, maar in het bijzonder bij zijn levenseinde. Wat kunnen we vandaag dan ook samen beter (blijven) vieren dan Gods verlossend nabij zijn, in het verleden én in het heden. Het lam dat de joden op hun paasdagen slachtten om God te danken voor zijn pascha, kreeg voor ons een nieuwe symboliek: het verwees voortaan naar het Lam Gods, naar Hem die zelf ter slachtbank werd geleid, maar bij God genade vond en opwekking ten leven. Als zijn vrienden hebben wij vandaag dan ook alle reden tot blijvend vertrouwen in onze hinkende God. Alvast een inwendig zinvol beleefde Paasweek!