De ‘waarheid’ is, zeker in de gevangenis, een fragiel gegeven. Uiteraard horen we als aalmoezenier maar één kant van het verhaal. We zouden naïef zijn, mochten we niet weten dat het verhaal niet (helemaal) overeenstemt met de waarheid. Vaak is een deel van het verhaal wel ‘waar’.
In de relatie met een bewoner is vertrouwen een hoeksteen. Alles staat of valt daarmee. Dat vertrouwen wordt zeer geleidelijk, in stappen opgebouwd. Vaak is de bewoner zó gekwetst geweest in dat vertrouwen, al van in de kinderjaren. Ik hoor het vaak zeggen: “Ik heb geen vertrouwen meer in volwassenen”.
En toch proberen we die mensen een veilige plek te bieden. Niet alleen vanuit ons beroepsgeheim. Niets komt naar buiten. Wat gezegd wordt krijgt een asielplaats en wordt alleen in het voordeel van de bewoner gebruikt. In die ruimte waarin vertrouwen wordt opgebouwd, is het mogelijk op weg te gaan, mét het verhaal en vooral met de beleving ervan.
Natuurlijk wordt een deel van de waarheid bewust of onbewust naar de achtergrond geduwd. Soms zijn de feiten zo erg, zo onbenoembaar, dat er nauwelijks mee valt te leven, of te slapen.
Tegelijk denk ik soms: hoeveel schaamte is er niet om hun waarheid te vertellen? Wijst dat ook niet op een kompas, dat aangeeft hoever ze zijn afgeweken van de goede richting? Een kompas dat nog werkt.
En toch.
Indien iemand zichzelf recht in de ogen durft zien (wie kan dat trouwens?), met zijn feiten of met de elementen die ertoe hebben geleid, dan heb je een basis voor gesprek. Dat is ook een deel van ons werk. Wil je als mens vooruit? Het blijft niet bij naïef vertrouwen geven, er mogen vragen gesteld worden, of wenkbrauwen gefronst. Dan heb je een gezonde basis: niemand van ons is volmaakt. Het is in onze onvolmaaktheid dat God ons tegemoet wil treden. Hij ziet onze sterke kanten, en hoopt dat we er fier op zijn. En Hij ziet ook onze schaduwzijde. Hij steunt ons en nodigt ons uit te steunen op het vertrouwen en geloof in onszelf, Hij wil bij ons zijn als we het aandurven eerlijk onszelf in de ogen te kijken.
Het doet me denken aan Davy. Een rustige, redelijke man, die een lange straf uitzit. In februari is het even totaal mis gegaan. Er werd geraakt aan de relatie met zijn oma, nagenoeg de enige die hem nog steunt. Hij is volledig door het lint gegaan, in paniek. Met politie uit zijn cel gehaald, naar het cachot, daarna nog een maand tucht. Hij kan er met mij over praten: dat hij een straf verdiend had, zeker, maar dat de straf onverdiend lang was. Hij heeft nadien zijn ‘waarheid’ op een rustige en genuanceerde manier kunnen zeggen aan de directie, met de hulp van de klachtencommissie.
Hij deed het, zo zei hij, voor zijn zelfwaarde en het vertrouwen in zichzelf. Hij heeft zich gesteund gevoeld, door verschillende chefs, door de psychologe en de welzijnswerker, door Siska, de vroegere aalmoezenier.
En nu zit voor mij een fiere en dankbare man. Het voelt alsof we een ring rond hem gelegd hebben, een ring van menselijkheid en begrip. Hij heeft zijn rug gerecht en is in zijn waardigheid gaan staan. Als aalmoezenier mocht ik daar toe bijdragen. Ik ben heel fier op hem.
Hugo, 20 maart 2025