Kerstboom weg.
Maria, Jozef en kindje verpakt in krantenpapier en opgeborgen in kartonnen doos.
Kerstverlichting zo goed en zo kwaad mogelijk opgerold. Volgend jaar is het toch weer sukkelen om ze uit elkaar te halen.
Nu nog de wenskaartjes.
Ze hangen aan lange linten met wasspeldjes rond het raam. Opvallend meer kaartjes dit jaar, maar dat heeft veel te maken met het samengaan van wensen voor “beterschap”.
Een uitstalling van kleurige wintertaferelen die de goede wensen van familie en vrienden in de verf zetten. Ik bekijk ze één voor één: de afbeeldingen van de kerststal en zijn heilige bewoners, de snoezig besneeuwde huisjes, onverwoestbare winterlandschappen, roodborstjes en andere vogels op een bedje van hulst en glinsterende slingers, rendieren die hun slee blijven trekken, drie koningen en hun kamelen… Bedenk hierbij dat deze koningen dit jaar niet in het straatbeeld te zien waren. Waarschijnlijk reisverbod of ergens in quarantaine.
Veel kaarten voor het goede doel, sommige geschilderd door artiesten die dat met hun mond of voeten moeten doen. Bewonderingswaard.
Sommige heilsboodschappen zijn voorgedrukt, andere met de hand geschreven. Firma’s gebruiken het duurste papier en de meest uitgekiende wensformules. Een enkeling stuurde een kaart met de reproductie van een schilderij. Waarschijnlijk gekocht in een museumshop. Daar is een overvloedig aanbod te vinden van kaarten met de oudste tot de meest hedendaagse kunstwerken er op afgedrukt.
Je leest ook steeds meer wensen op je computerscherm, al dan niet met een fraaie foto of video erbij. Ook fijn, natuurlijk.
Ik hoor wel eens dat het over en weer sturen van wenskaarten, toch maar een formaliteit is, een aftandse gewoonte, een verplichting die je involgt om niet onbeleefd te zijn… Best mogelijk. Maar ik zou die gewoonte niet graag zien verdwijnen. Waarom iets overboord kieperen dat de omgang tussen mensen een beetje kleur geeft? Het minste wat je van een wenskaart kan zeggen is dat ze meestal vriendelijk bedoeld is. En dat al wie naar familie, vrienden, bekenden wensen voor een zalig Kerstmis en gelukkig nieuwjaar doorseint, dat echt wel meent. Dat is toch, hoe bescheiden misschien, iets positiefs in een wereld waar hardheid, kilte, onverdraagzaamheid vaak de boventoon voert.
Er zijn redenen genoeg om iedere blijk van aandacht voor elkaar, hoe klein en misschien wat formeel ook, te koesteren. Wie je een wens stuurt, heeft zich heel wat moeite getroost: kaart en postzegel kopen, iets vriendelijks neerpennen, adres op omslag schrijven, zegel kleven, brief naar de postbus brengen. Is zoveel moeite doen, een formaliteit?
Overigens komt uit de enveloppe vaak ook meer dan een formele wens te voorschijn. Zo stuurt een vriendin ons iedere Kerstmis een al dan niet met hulst omringde foto waarop zij en haar familie vriendelijk staat te blinken. Eronder of ernaast beschrijft ze het wel en wee van ieder lid van de groep. En stelt ze een paar data voor om elkaar weer te zien.
Een nicht maakt haar wensen over met tekeningen van haar kleinkinderen. Dit jaar waren het uitbundig gekleurde en kromme kaarsen, reusachtige sterren en een scheef uitgevallen stal, bevolkt met hoekige figuren die opvielen door hun lange armen en vorkachtige vingers. Een oud-collega citeerde de profeet Jeremia op zijn kaart: “Want ik weet welke gedachten ik over u koester, zo luidt het woord des heren. Gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.”
De mooiste dit jaar kwam van een vroegere klasgenoot. Hij was, na ruim zestig jaar van stilte, plots opgedoken op facebook. We maakten meteen plannen voor een reünie met elkaar en (nog meer) andere klasgenoten. In afwachting ging er alvast een wenskaart over en weer. Op zijn kaart las ik dat hij in het voorbije jaar enkele zeer mooie dingen had gelezen. Een daarvan was volgend versje van (ook één van mijn favorieten) Bart Moeyaert:
“ik dacht dat het niet kon;
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt en sterker maakt!
alsof je spieren krijgt van liefde!”
Urbain Van Kemseke