Rome, 17 november 1555
Het lijkt me dat je zou moeten proberen om rustig te doen wat je kan. Maak je niet ongerust over van alles en nog wat, maar laat wat je uit jezelf niet kan volbrengen over aan de goddelijke Voorzienigheid. God houdt van onze redelijke zorg en bekommernis om de taken die we uit plichtsbesef op ons nemen tot een goed einde te brengen. Hij houdt echter niet van angst en gemoedsonrust.
De Heer wil dat we voor onze beperkingen en onze zwakheden steunen op zijn kracht en zijn almacht; Hij wil dat we geloven dat zijn goedheid de beperktheid van onze mogelijkheden kan aanvullen. Wie talrijke zaken op zich nemen, zelfs met een goede bedoeling, moeten kiezen om enkel te doen wat binnen hun macht ligt, zonder bedroefd te zijn als ze er niet in slagen alles te doen zoals ze zouden willen. Op voorwaarde echter dat ze alles hebben gedaan wat ze als mens kunnen en moeten doen, volgens hun geweten.
Als men bepaalde zaken moet achterwege laten, moet men geduld oefenen, en niet denken dat God van ons vraagt wat we niet kunnen. Hij wil ook niet dat de mens bedroefd zou zijn om zijn beperkingen. Als men God maar behaagt, is het niet nodig zich bovenmate te vermoeien. Meer nog, wanneer men al gedaan heeft wat men kon, mag men al de rest overlaten aan diegene die de macht heeft alles wat Hij wil te volbrengen.
Dat het de goddelijke Goedheid mag behagen om ons zonder ophouden het licht van de Wijsheid te openbaren, opdat wij duidelijk zouden zien en krachtdadig zouden doen wat Hem welgevallig is, in ons en in de anderen … en opdat we gewoon uit zijn hand aanvaarden wat Hij ons zendt. Dat Jezus Christus in onze zielen mag zijn met al zijn geestelijke gaven! Amen.
Ignatius van Loyola (1491-1556)