Het is Palmpasen en ik zie de bomen,
de palmen weer met kinderogen aan:
Hun blaadren die als vogelveren stromen
en in de top der stam gestoken staan.
En alles is bereid Hem te ontvangen,
en de verwachting vlamt op elk gelaat:
De kreupelen die aan hun krukken hangen,
de honden en de blinden van de straat.
Er draaft een ezeltje met rechte oren
als aan de witte klasmuur van mijn jeugd;
Al heeft het Jezus van zijn rug verloren,
ik zie Hem in mijn kinderlijke vreugd,
en zachtjes juicht het kind in mij verblijd:
Hosanna die de Zoon van David zijt.
Bertus Aafjes (1914-1993)