Het verhaal
Koning Achab riep de profeet Elia op het matje. Elia stond kaarsrecht voor zijn troon. Hij droeg zoals altijd zijn profetenmantel.
‘Mislukt stuk profeet!’ riep koning Achab uit. ‘Jij bent de man, die ons land in het ongeluk stort!’
‘Nee, nu vergist u zich’, zei Elia fijntjes. ‘Ik ben het niet die ons land in het ongeluk stort. Dat bent u en uw familie. U leeft niet volgens de geboden van onze God. U vereert de afgoden van uw vrouw.’
Achab brieste van woede: ‘Hoe lang heeft het nu al niet meer geregend? Kun je niet zorgen dat je God eindelijk eens zijn werk doet, als Hij zo groot is als jij altijd beweert?’
Elia glimlachte. ‘Kunnen de profeten van koningin Izebel daar niets aan doen? Ik heb een voorstel: laat heel het volk samenkomen op de berg Karmel. Roep ook de vierhonderdvijftig profeten van Baäl erbij, die god die koningin Izebel zo geweldig vindt. Die profeten staan in haar dienst, dus laat ze nu maar eens bewijzen wat ze kunnen! Dan houden we een wedstrijd om te zien welke god de sterkste is.’
‘Akkoord!’ riep koning Achab. ‘Het moet eindelijk maar eens gedaan zijn met die onzin van jou, Elia!’
‘We zullen wel zien!’ zei Elia.
Nu kwam het erop aan. Nu moest duidelijk worden wie de echte god was.
Het volk en de vierhonderdvijftig profeten van Baäl waren bijeengekomen op de berg Karmel. Elia sprak de mensen toe: ‘Ik zal jullie laten zien wie de echte god is. We staan hier tegenover elkaar: ik alleen als profeet van God tegenover vierhonderdvijftig profeten van Baäl. Geef ons twee stieren. Zij mogen er eerst één uitkiezen. Ze moeten hem slachten en in stukken hakken en op het brandhout leggen als een offer voor Baäl, maar ze mogen het vuur niet aansteken. Dan zal ik de andere stier klaarmaken en op het hout leggen voor onze God, en ook het hout niet aansteken. Dan moeten zij de naam van hun god Baäl aanroepen, dan zal ik tot onze God bidden. De god die met vuur antwoordt, is de echte god!’
De mensen riepen: ‘Ja, dat is goed!’ De meesten hoopten dat Baäl zou winnen, maar er waren er ook een paar die toch meer in God geloofden.
De profeten van Baäl maakten de stier klaar op hun altaar en begonnen te bidden tot hun god om vuur. Van de ochtend tot de middag riepen zij: ‘Baäl, geef ons antwoord!’ Maar er klonk geen geluid en er kwam geen vuur, hoe hard zij ook rond het altaar sprongen.
Elia lachte hen uit: ‘Misschien moeten jullie wat harder roepen! Jullie god is misschien een beetje doof of verstrooid. Of wie weet is hij wel op reis! Of misschien slaapt hij nog en moeten jullie hem eerst wakker maken!’
Toen riepen de profeten van Baäl nog harder en ze kerfden in hun lichaam met zwaarden en speren, tot het bloed langs hun lijf droop. Maar het hielp niets. De middag verstreek en het werd avond, maar nog steeds kwam er geen antwoord.
Toen zei Elia tot de mensen: ‘Kom dichterbij staan.’ Dat deden ze. Hij bouwde het altaar van God weer op met twaalf grote stenen, omdat de twaalf zonen van Jakob de stammen van Israël vormden. Rondom het altaar groef hij een geul in de grond. Hij legde het hout en de stukken vlees van de stier klaar. Toen zei hij: ‘Vul vier kruiken met water en giet die uit over de stier en het hout.’ Dat deden ze en hij liet het offer drie keer achter elkaar met water overgieten, totdat het altaar droop van het water en de geul boordevol water stond.
‘Gaat het nu nog branden?’ vroegen de mensen zich af. ‘Dat hout is zo doorweekt dat het onmogelijk nog vlam kan vatten!’
Maar Elia zette een stap naar voor en bad luid tot God: ‘God van Abraham, Isaak en Jakob, toon aan de mensen dat u onze God bent. Geef antwoord, zodat de mensen in u kunnen geloven, zodat ze zien dat u de enige echte god bent. Keer hun hart weer tot u!’
Toen sloeg met een geweldig lawaai het vuur van God in het offer. In een mum van tijd verteerde het vuur het vlees, het hout en de stenen. Zelfs het water dat in de geul stond likte het op.
Toen de mensen dit zagen, wierpen ze zich voorover op de grond en riepen: ‘Onze God is de echte god! Onze God is de echte god!’
De lucht werd stilaan donker en uiteindelijk zelfs pikzwart. Er stak een wind op en er viel een zware slagregen, die de aarde doordrenkte. Elia schreeuwde het uit van vreugde om zijn God.
Naar 1 Koningen 18
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 76-78.
Denkvraag
Kun je God om iets vragen? Hoe werkt dat dan, volgens jou?
Doe-tip
Maak een reclamebord voor God. Waarom is het de moeite waard om in Hem te geloven?
Gebed
Lieve God,
Jij doet geen dingen waarvan mensen achterover vallen.
Je dwingt niemand om te geloven.
Je bent er gewoon.
En je werkt in alle mensen die het goede doen,
die de wereld een beetje beter maken.
Jij bent sterk, ook al zien we Je niet.
Help ons om Jou zichtbaar te maken.
Amen.