Zelf was ik nog niet bij hem op cel geweest. Maar ik ken hem wel, ik zie hem regelmatig in de gangen. “Of ik hem niet stoor?” Ik vraag het altijd voor ik binnen ga. Ik wil hun cel zoveel mogelijk als hun territorium zien. Hij herkent me, ik krijg een stoel en veel hoef ik niet meer te vragen.
Hij spreekt heel open, op een rustige, zelfzekere toon. Hij zit al meer dan 20 jaar. Hem hoef je van de gevangenis niks meer te leren.
Hij vertelt over zijn kinderen, zijn vriendin, over hoe zijn dossier vastzit. Blijkbaar durft niemand zijn nek uit te steken. Hijzelf zit ook vast. Dat hij zwaar in de fout is gegaan, dat weet hij zeker. Tegelijk vindt hij dat hij geëvolueerd is, in positieve zin. De rechter van de strafuitvoeringsrechtbank (de surb) is daar niet van overtuigd. De bal wordt heen en terug gespeeld, van de psychosociale dienst, naar de directie, naar de surb, naar Brussel, en terug. Toch loopt hij een mooi parcours; hij werkt in het atelier, en ook al is dat zwaar onder zijn niveau, hij is er tevreden mee. Toen hij nog in Leuven-Centraal zat, heeft hij met het tekenprogramma Autocad leren werken: een verstandig man, met veel talent. Hij komt op voor zijn rechten, laat niet met zich spelen; hier zie ik nog een gedreven man voor me. Maar zijn dossier is vastgelopen.
Ooit is hij ontsnapt. Hij geeft toe dat het eigenlijk heel dom was van hem. Maar het wordt hem telkens opnieuw aangerekend, ook al is het al zo lang geleden.
Hijzelf zou ook een stap naar de slachtoffers willen zetten, een stap van verzoening. Dat gebeurt via bemiddeling, maar van de dienst Moderator verneemt hij dat de slachtoffers weigeren.
Vol fierheid toont hij me de foto van zijn kinderen. En dat hij vader wil zijn, de vader die zijn kinderen nodig hebben. Als ik een voorstel doe, om hem meer controle te doen krijgen, voel ik hem aarzelen. Is het detentieschade? Hij wil het eerst met zijn advocaat bespreken. Daar waar ik hem dichter bij zijn eigen beleving wilde brengen.
Ik stel hem voor dat ik probeer een spelletje binnen te brengen, om zijn hersenen wat te trainen. Dat vindt hij wel een goed idee.
“En of hij graag een tijdschrift heeft? Een cadeautje van een parochiegemeenschap in de buurt.”
Hij neemt het graag aan, met een glimlach. Hij bedankt, ook voor het gesprek en ik krijg een stevige handdruk.