Vorige zondag vertelde het evangelie wat er gebeurd is een week na de dood en verrijzenis van Jezus.
We hoorden hoe de apostel Tomas nood had om zelf, in zijn leven, concreet, de aanwezigheid van de Verrezene vast te stellen. Vandaag horen we wat er gebeurd is op die eerste paaszondag.
De kruisiging van Jezus is voorbij. De leerlingen zitten in zak en as. De Messias waar ze zo veel van verwacht hadden, is er niet meer. Om uit die depressie en uitzichtloosheid te geraken, zijn er drie dingen nodig.
Ten eerste: iemand die een lang stuk weg meegaat, belangstellende vragen stelt en je laat uitspreken; iemand die heel lang luistert.
Ten tweede: iemand die je helpt om het schijnbaar zinloze dat er gebeurd is, te herkaderen, een plaats te geven.
Iemand die helpt om heel de Schrift te herlezen, van a tot z, en om alles te bekijken vanuit Jezus. Iemand die inzicht geeft.
En ten derde: iemand die verwijst naar Jezus, de tekenen doet die Hij deed, maar dan hier en nu.
Pas dan begrijp je het laatste avondmaal. Jezus brak brood, want Hijzelf zou gebroken worden. Maar Hij deelde de brokken uit, want dit breken was geen einde maar een begin. Wat Jezus deed, zijn woorden en daden, blijft voor ons eten en drinken. Hij leeft verder, niet alleen in herinneringen, maar persoonlijk. Zijn leven is niet meer te stoppen. Hij blijft mensen raken, aanspreken. Het leven breekt soms ook ons, doet pijn. Wij verliezen soms iets van onszelf. En wij leven voort in wie iets van ons leven krijgen, omdat wij iets van onszelf delen. Daarom breken wij brood en vieren wij eucharistie, en blijven wij dat doen, want dit is het teken van de zin van ons leven en van wat ons verzoent met het leven, wat ons gelukkig maakt en ons het eeuwig leven doet vermoeden.
P. Paul