God is onze herder en wij zijn het volk dat Hij weidt: dat is een beeld dat in de Bijbel vaak terugkomt. Het beeld is veel warmer dan de mening dat er wel ‘iets’ zal zijn. En het is warm omdat het samenzijn uitdrukt: als gelovigen vormen we een samenhangende gemeenschap. We zijn dicht bij elkaar. En wat is een herder zonder een volk, of een volk zonder een herder? We passen bij elkaar. Christus loopt voorop. Het is een voorrecht om een herder te kennen die op zoek gaat naar de verloren mensen. Hij roept ieder biij zijn echte naam.
Het evangelie spreekt over ‘de stem kennen’. Kennen wij die stem? Zoeken we de dialoog, proberen we te luisteren, horen we het verschil tussen zijn stem en alle andere stemmen? Misschien begrijpen we elkaar niet altijd. De evangelies laten op veel plaatsen zien dat er tussen Jezus en zijn leerlingen discussies waren en misverstanden. Zo gaat dat tussen mensen en ook tussen God en mensen.
Jezus noemt zich ‘de deur’. Hij is een levende uitnodiging om binnen te gaan in het Rijk Gods. Ik sta open voor u, zegt Hij. Vanuit onze kant bezien: bij Hem mogen wij altijd met de deur in huis vallen, met al wat ons hoog zit en wat wij kwijt willen. Bij Hem geen gesloten deuren. Wij hebben misschien tijd nodig om de weg te zoeken, te aarzelen, omwegen te volgen, onzeker te zijn. Wij zullen onszelf leren kennen, hoe wij aankloppen en welke verwachtingen wij hebben.
Als Jezus onze Herder is, laten wij ons dan geen meester maken van elkaar. Onder het herderschap van Jezus blijft iedereen vrij. Wij zijn geen eigenaars van elkaar. Wij zijn de vriendenkring rond Jezus. Wat is daar voornamer aan dan wat wij ten diepste onszelf vinden en op onze beurt uitgroeien tot trouwe mensen, zoals onze Herder?
P. Paul Delmé