Soms stellen verkopers ze nog te toon op antiek- of curiosamarkten. Of wanneer we het openluchtmuseum van Bokrijk bezoeken vinden we ze in de woonkamers van de oude lemen huisjes: tegels op de schouw of aan de muur in Delftsblauw met het opschrift: “Elk huisje heeft zijn kruisje” of “Ieder heeft zijn eigen kruis te dragen”.
Een kruis dragen is moeilijk, dat weten we allemaal. Het valt ook niet gemakkelijk daarover te spreken. Toch is het goed, wanneer je het wel doet, want je merkt dan dat je niet de enige bent die een kruis te dragen heeft. Als we in deze tijd eens achter al die mooie voordeuren konden kijken…
Wat verstaan we eigenlijk onder “kruis”? Allerlei zaken, die we liever niet hebben. We denken aan ziekte en dood, aan teleurstelling, pijn in het hart. We denken ook aan verlatenheid, eenzaamheid, je bedrogen voelen, ongelukkig zijn. Soms komt het door ons eigen schuld. Soms komt het heel langzaam aansluipen, maar het kan er ook direct zijn, van het ene op het andere moment, verbijsterend als een vloedgolf. Je verliest je man of vrouw, een kind, je krijgt een hersenbloeding, je raakt gehandicapt, je verliest je baan.
Het leed komt overal, in duizend vormen zoals het ook binnensluipt met het coronavirus. We zijn er niet blij mee, integendeel. We vluchten er voor weg en moeten er maar liever niet aan denken. Maar er is geen ontkomen aan. En nu dragen we het met ons mee, een groot kruis. “Hoe lang nog?” denken we dan. En we zijn niet de enige, gelukkig maar. We zien het aan alle kanten om me heen.
In het evangelie van volgende zondag, de dertiende zondag door het jaar lezen we:
“Wie zijn kruis niet opneemt en Mij niet volgt, is Mij niet waard.”
Sommige theologen zijn van oordeel dat de uitdrukking 'het kruis opnemen' pas ontstond na Jezus' dood. Een ander woord van Jezus zou ten grondslag liggen aan deze uitspraak. Jezus zou gesproken hebben over het opnemen van 'het juk' of van 'zijn juk'. Wij kennen het overgeleverde woord 'Neemt mijn juk op en kom bij mij in de leer' (Mt. 11 ,29).
Na Jezus' dood konden de christenen het opnemen van het juk alleen nog maar verstaan en uitleggen als het aanvaarden van het kruis. Deze ontwikkeling die op zich goed mogelijk is, heeft uiteindelijk toch iets onbevredigends. Jezus' woord over het juk heeft het over 'mijn juk' en niet over dat van de leerlingen.
Het beeld van het juk kan ook verhelderend zijn. Wij moeten dan niet denken aan het juk van ons kinderversje: 'Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen', het juk dat iemand op zijn schouders draagt. In de wereld van de bijbel denkt men bij het woord juk allereerst aan de houten balk die gelegd werd op de nek van twee runderen of ezels, die gebruikt werden als trekdieren. Dan gaat het dus om een span. Het beeld van de ossen onder het juk verwijst dus naar beproevingen van solidariteit. Een mens kan zich door verantwoordelijkheid en identificatie verbinden met het leed van anderen. Daardoor lijdt hij of zij zelf mee, maar verlicht zo de last van de ander.
Ergens in Canada staat voor een school een beeld van een jongetje, dat zijn gehandicapt broertje op de rug draagt. Daaronder staat de tekst, eens door het jongetje gezegd, toen hij zijn broertje uren ver op zijn rug naar school droeg en men zei dat dit toch wel erg zwaar was: 'Hij is niet zwaar, hij is mijn broertje'. Solidariteit en liefde kunnen een kruis lichter maken, kunnen zorgen dat het niet leidt tot bitterheid, tot egoïsme of tot wraakacties. En als je niet het hele juk van de Heer kunt dragen, doe dan wat je kunt'
Michel Plessers