“Zijn Almacht betekent macht om te doen wat intrinsiek mogelijk is, niet om te doen wat intrinsiek onmogelijk is. Je mag mirakels aan Hem toeschrijven, maar niet onzin. Dit is geen beperking van Zijn macht. Als je verkiest te zeggen: ‘God kan een wezen vrije wil geven en het tezelfdertijd vrije wil onthouden’, dan ben je er niet in geslaagd om iets over God te zeggen: betekenisloze woordencombinaties krijgen niet plots betekenis omdat we er die twee andere woorden voorzetten, ‘God kan’.
Het blijft waar dat alle dingen mogelijk zijn met God: de intrinsieke onmogelijkheden zijn geen dingen, maar niet-entiteiten. Het is niet méér mogelijk voor God dan voor de zwakste van Zijn schepselen om twee tegengestelde alternatieven uit te voeren; niet omdat Zijn macht op een obstakel botst, maar omdat onzin onzin blijft, zelfs wanneer we dat spreken over God.”