Een nieuwe maand staat voor de deur: maart, soms beschouwd als ‘de eerste maand van het jaar’, zoals bij de Romeinen! Het wordt lente, we groeien naar het punt waar nacht en dag terug in strikt evenwicht elkaar aflossen, van zes uur ’s morgen tot zes uur ’s avonds. Elk neemt twaalf uren voor zijn rekening! Ons lichaam zelf wordt er rustiger door en vitaler want terug in balans. Het punt bereiken we rond 21-23 maart! Pasen valt dan als de eerste zondag na de eerste volle maan voorbij die dag- en nachtevening van 21 maart. Elk jaar verschuift de datum van Paaszondag met een speling van vier, vijf weken, afhankelijk van de eerste volle lentemaan! Voorbij die volle maan kan men hopen dat het ’s nachts niet meer zal vriezen… De lente is dan definitief in het land terug!
De liturgie speelt daarop in: veertig dagen vóór die bewuste Paaszondag beginnen we een gezamenlijke optocht naar het grote Feest van het Licht, de Verrijzenis van Christus. Op de eerste zondag van die veertig dagen herdenken we het moment waar Jezus, na zijn Doopsel in de Jordaan, de woestijn introk. We volgen hem na en gaan zelf veertig dagen boete doen. Dagen van inkeer, van vasten en bidden, van waken rond het Woord en van broederlijk delen. ‘De grote kuis’ is een rite die we doorgaans in die prille maand maart doorvoeren. Buitenkant en het binnenste van de mens krijgen een beurt. Het joodse volk dat door de woestijn trok, veertig jaren lang, staat model. Het beschikte over drie wezenlijke elementen: de Rots, het Manna en de Wolk. Een Joods commentaar legt uit: de Wolk, dat is Aaron, het Manna dat is Mozes, de Rots is Myriam! De drie waren broers en zus. Aaron is bij uitstek de priester. De Wolk wijst naar het transcendente: je kunt de wolk niet in je zak steken, of er bevelen aan geven. Het was de Wolk die de etappes aangaf, en bleef de Wolk boven het kamp hangen, dan wachtte men en bleef langer op die ene plaats. De Wolk was gids, toonde de weg, ritmeerde de gang, bouwde tijden van pauze en rust in, beschermde tegen de schroeiende middagzon. De priesterlijke traditie structureert ruimte en tijd en helpt de mens om binnen al het vergankelijke nooit de zin te verliezen voor wat ruimte en tijd overstijgt.
Het Manna is ons dagelijks brood. Iedereen heeft er deel aan, elk volgens zijn behoeften, de ene iets meer; de ander, die minder nodig heeft, krijgt eveneens voldoende. Wat een wonder! Waar gebeurt dit in onze samenleving? Mozes de profeet waakt daarover. Profeten zien de noden en behoeften bij de een en bij de ander. Ze roepen op tot rechtvaardigheid, onderlinge steun, eerlijk verdelen, rekening houdend met de verschillen in de behoeften.
De Rots biedt levend water, zelfs in de dorste woestenij! Wonder boven wonder. De Rots gaat mee, zo schreef Paulus ooit. Myriam symboliseert dit water. Waag het niet door de woestijn te trekken zonder dat levende water, zonder de Wijsheid die als een bron blijft wellen aan de binnenkant. ‘Sla op de rots!’ betekent ook: open je hart, verneem hoe Hij jou inspireert. ‘Het water dat Ik u zal geven, zal in u bronwel worden, opborrelend tot eeuwig leven’, zo sprak Jezus bij de put van Jakob, tegen de Samaritaanse vrouw.
Wanneer Myriam sterft, is er een probleem met water; wanneer Aaron sterft, verdwijnt voorgoed de Wolk; na de dood van Mozes stopt de gave van het Manna en eet men de eerste vruchten in het beloofde Land. Een verrassende proef op de som van de rabbijnse traditie!
Hoe dan ook, laat ons die volle maand van veertig dagen optocht naar Pasen zeer bewust met nieuwe moed ingaan. Met de Rots, met het Manna, met de Wolk. Wijsheid, Profetie en priesterlijke Heiligheid hebben we alle drie nodig om gezond en bevrijd de Jordaan over te steken en het beloofde land met Jozua – met Yeshoe’ah, de nieuwe Jozua, voorbij Mozes – binnen te trekken. Dit betekent: laat ons optrekken met een visie. Immers, het mooiste moet nog komen. Het heilige Land is een geschenk dat we waardig moeten zijn en waarin we dienen te geloven. Anders blijven we een hele generatie lang ronddolen door de woestijn, zoals we kunnen vaststellen in het boek Numeri!…
De start van de Uittocht in de paasnacht zullen we herdenken op Witte Donderdag: de lendenen zijn omgord, de lampen brandend. Er is inzicht nodig – de lamp – maar ook slagvaardigheid om te handelen – de lendenen omgord. Beide samen. We zien ook meerdere generaties tegelijk deelnemen aan de tocht door de woestijn. Een heel volk trekt op, ook met kinderen, zelfs zuigelingen die, weet de rabbijnse traditie nog, ‘luid zingen bij de doortocht door de Rode Zee’! De vrees is overwonnen.
Die oude verhalen verrijken ons geheugen en alleen wie geheugen heeft, ziet een nieuwe toekomst voor zich opengaan. Juist dat maakt het wonder en het geheim uit van de hoop. Er valt dus heel wat te beleven in die tocht door de woestijn en tegelijk als een schat door te geven aan de volgende generatie! Laten we het doen met vernieuwde veerkracht en een levende hoop. Natuur en liturgie spreken dezelfde taal: het is lente in de kosmos en er geschiedt opstanding in mensenharten en in vierende gemeenschappen. Gezegende optocht naar Pasen!
B Standaert osb.
Bron: B. STANDAERT, Met vertrouwen het jaar door. Levenslessen van een kluizenaar, Adveniat-Halewijn, p. 23-26.
Met toestemming overgenomen door Kristin