In de dagen van Allerheiligen en Allerzielen gaan onze gedachten uit naar de mensen van wie we gehouden hebben en die overleden zijn. Waar zouden ze nu zijn? In een tekst van Ernest Henau heb ik de volgende troostvolle gedachten gevonden.
Een moeder lag op haar sterfbed, met haar kinderen om haar heen. Ze probeerden haar te troosten: ‘Moeder, je gaat naar de hemel. Daar zal alles goed zijn. Daar zul je mateloos gelukkig zijn.’ Maar zij antwoordde: ‘Hoe kan ik daar gelukkig zijn, als ik ver van jullie ben?’ Een vraag van een gelovige en liefdevolle moeder. Het antwoord is dat ze zodra ze in de hemel komt, ze iedereen zal terugzien: haar kinderen en kleinkinderen, haar ouders en grootouders, iedereen die iemand was voor haar. Want op het ogenblik van de grote overgang valt de tijd weg. Dan is er geen verleden, heden of toekomst meer. ‘Geen gisteren en geen morgen meer, geen dagen en geen uren, geen grenzen en geen muren’, schreef Felix Timmermans. Het ogenblik van mijn sterven is het moment dat alle mensen gestorven zijn die er ooit geweest zijn, en ook het ogenblik dat alle mensen die er ooit nog zullen komen, zullen sterven. En het is oog het moment dat alle mensen geboren werden, worden of zullen worden. Het is duizelingwekkend, want de tijd is weggevallen. Dat is de eeuwigheid: geen onberekenbaar lange tijdspanne, maar de afwezigheid van tijd. Dan zijn er geen misverstanden meer. Dan zijn al onze vragen beantwoord. Dan is geen afstand meer tussen mensen. Geen onbereikbaarheid meer, geen wachten meer. Het moment waarop ik God ontmoet van aangezicht tot aangezicht, is het ogenblik dat heel de mensheid, van vroeger, nu en de toekomst, God ontmoet en eeuwig zijn omhelzing voelt. Trouwens, wanneer ik sterf, trek ik talloze mensen mee naar God, want ik ben alleen maar mens omdat ik verbonden ben met anderen. Mijn bestaan is één verwevenheid met anderen. Eindelijk zal ik dat zien, klaar en duidelijk: hoeveel leven en liefde er door mijn bestaan vloeit, van lang voor ik geboren werd, en tot in de eeuwigheid. Eindelijk zal ik het belang van al die mensen zien, en hun onmisbaarheid. Ik zal nooit meer ophouden met me erover te verbazen, en versteld te staan van zoveel schoonheid”
P. Paul Delmé