DE SINT-LUDWINAKERK TE BONHEIDEN (OP ZELLAER)
a. DE HULPKAPEL in 1936
De bevolkingsaangroei op de Putsesteenweg en omgeving, en de aanzienlijke afstand tot het dorpscentrum van Bonheiden, maakten het wenselijk dat er een hulpkapel zou worden gebouwd om de bewoners van het gehucht Zellaer toe te laten op een makkelijke manier hun zondagsplicht te vervullen.Voor de Tweede Wereldoorlog woonde het gezin Baers-Peetermans op het kasteeltje van Vredestein. Mevrouw Baers was bekend om haar barmhartigheid en haar actieve rol in de ziekenzorg. Zij nam het initiatief voor de oprichting van een hulpkapel. Dank zij haar invloed, verkreeg ze een audiëntie bij kardinaal Van Roey, aan wie ze de wensen van haar buurtbewoners overmaakte en prompt zijn fiat kreeg.
Samen met juffrouw L. Orban de Xivry doorkruiste ze de streek om de nodige fondsen voor de bouw van de kapel te verzamelen.
Behalve de inwoners en ongetwijfeld ook mevrouw Baers zelf, zijn er nog enkele bijzondere schenkers het vermelden waard:
- de heer en mevrouw de Vrière, die de nodige grond voor de bouw van de kapel schonken en 10.000 Bef,
- juffrouw Ludwina Orban de Xivry, de latere kloosterzuster, die 40.000 Bef schonk,
- mevrouw Lambau, die 15.000 Bef schonk.
Architekt was S. Van Craen uit Mechelen en aannemer A. Uytterhoeven uit Bonheiden nam de bouw voor 115.000 Bef aan. Op 2 maart 1936 kon de bouw beginnen.
Men had besloten om Sint-Ludwina als patrones van de hulpkapel te nemen. (Die heilige was in 1380 te Schiedam (Nederland) geboren en overleed er in 1443. Ze wordt aangeroepen tegen zweren en gezwellen; men vereert haar relikwie in de kapel. Haar feestdag valt op 14 april. De keuze van deze schutsheilige werd bepaald door de voornaam van de kleindochter van de voornaamste schenker van de kapel, de heer de Vrière. Ludwina Orban de Xivry was een dochter uit het eerste huwelijk van baron Orban de Xivry met Ludwina de Vrière, ze werd in 1939 kloosterzuster).
Volgens een geschrift van Mw. Baers zegende Mgr. Van Cauwenberg de eenvoudige kapel in op 1O mei 1936.
Volgens het verslag van pastoor Verhaegen van de Onze-Lieve-Vrouwparochie van Bonheiden gebeurde dit eerst op 1 juni 1936. Om 9.15 uur vertrok Mgr. Van Cauwenberg stoetsgewijs naar de nieuwe hulpkapel en reed na de wijding en de dankmis per auto rond in de omgeving. Daarna volgde een feestmaal op het Zellaerkasteel en om 3.30 u verzorgde Mgr. Van Cauwenberg het lof. In het park van het kasteel werd die dag een Vlaamse kermis gehouden, die nog eens 7.097,97 Bef opbracht ten voordele van de bouw.
De misgewaden van de kapel waren afkomstig van het werk der arme kerken, de kruisweg in gedreven koper was een gift van baron Orban de Xivry en de houten kandelaars op het altaar waren afkomstig van de oude kerk van Bonheiden. Onderpastoor Lenaerts verzorgde de weekdienst en E.H. De Mesmaeker, leraar aan het Sint-Jozefseminarie, de zondagdienst.
b. DE KAPELANIE in 1938
De hulpkapel had succes en het vele werk dreigde de goede gang van de Onze-Lieve Vrouwparochie van Bonheiden te verstoren. De kerkfabriek besloot in haar vergadering van 3 januari 1937 de minister van justitie te verzoeken een tweede onderpastoor in de parochie wettelijk te erkennen. Het bisdom vond echter dat het beter zou zijn om op Sint-Ludwina een kapelanie op te richten. In buitengewone vergadering van 28 februari 1937 besloot de kerkfabriek de aanvraag aan de minister in die zin te formuleren.
Op 10 mei 1938 keurde de ministerraad de aanvraag voor een kapelanie, afhangende van de hoofdparochie van Bonhelden goed en werd de toenmalige minister van justitie, du Bus de Warnaffe, in naam der koning belast met de uitvoering van het besluit. De kapelaan zou vanaf I juli 1938 worden betaald. Op 30 juni 1938 werd Florent Van Rijmenants als eerste kapelaan van Sint-Ludwina benoemd. (Hij was geboren te Hallaar op 9 december 1901 en priester gewijd op 18 april 1927. Onmiddellijk daarna, op 21 april 1927, werd hij onderpastoor in de Sint-Gommarusparochie te Mechelen, en vervolgens kapelaan in Bonheiden.)
Er was geen pastorie voorzien en de kapelaan moest een woning huren van de familie Gijbels, op de Putsesteenweg. Op 22 augustus 1938 richtte de kerkfabriek van de Onze-Lieve-Vrouwparochie van Bonheiden een brief aan het gemeentebestuur om een tegemoetkoming voor die woning te krijgen, met als argumentatie het jaarinkomen van E.H. Van Rijmenants versus zijn jaarlijkse uitgaven en zijn status. (Inkomen: Een jaarwedde van 10.000 Bef + de inkomsten van één of twee missen per week + een toeslag 800 fr. per jaar van de kerk. Onkosten: Na betaling van de huishuur van 3.000 Bef per jaar, was wat overbleef ontoereikend om te leven volgens zijn waardigheid. De gemeenteraad ging akkoord met de vraag van de kerkfabriek en zou de huishuur van 3.000 Bef vergoeden.)
Dan was er ook het gebrek aan een parochiezaal, een probleem dat spoedig werd opgelost door een zeer klein podiumzaaltje in betonplaten op te trekken in de tuin van zijn huurwoning waar allerlei activiteiten werden georganiseerd. Daarna volgde de oprichting van een bibliotheek.
Ondertussen was de oorlog uitgebroken. Om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland, doken verschillende jonge mannen onder en sliepen onder het podiurn van het zaaltje, dat voorzien was van een geheime vluchtgang via het achterliggende bos, die gelukkig nooit gebruikt werd.
Pastoors werden tijdens de bezetting niet zo grondig gecontroleerd en zo kon de kapelaan onder zijn soutane graan smokkelen voor zijn behoeftige parochianen.
E.H. Van Rijmenants kon ook kolenafval krijgen uit de mijnen van Limburg, die hij aan de noodlijdenden uitdeelde.
Met het puin van het gebombardeerde Coloma-instituut uit Mechelen bouwde men na de oorlog een pastorie met een degelijke grote zaal vooraan in de Zellaerdreef.
De gemeenschap bloeide, de kapelaan werd door iedereen geliefd en gewaardeerd, ook door niet-katholieken. Toen hij in 1953 pastoor benoemd werd in Rillaer en verhuisde, was er veel spijt bij de bevolking. (Op 29 maart 1962 werd hij tot aalmoezenier benoemd aan de Sint-Norbertuskliniek te Duffel en op 31 december 1968 ging hij op rust. Hij overleed in het Maeyenhof te Mortsel op 20 november 1976. Vele bekenden van de Putsesteenweg waren aanwezig op zijn begrafenis.)
Alfons Peeters, de onderpastoor van de Onze-Lieve-Vrouwparochie van Bonheiden, werd op 13 april 1953 de nieuwe kapelaan van Sint-Ludwina.
c. DE PAROCHIE in 1957
Hoewel Mevrouw Baers, die had gezorgd voor de oprichting van de kapel ondertussen naar Brussel was verhuisd, richtte ze ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de kapel, op 19 maart 1956, een schrijven aan kardinaal Van Roey, waarin ze vroeg om van de Sint-Ludwinakapel een parochiekerk te maken. Bij besluit van 17 juli 1957, werd Sint-Ludwina een parochie en Alfons Peeters werd op 20 september 1957 benoemd tot pastoor.
De deling der goederen en de afbakening van de parochiegrenzen waren voordien gebeurd. Wettelijk moest onmiddellijk een kerkraad worden opgericht. (De heren Fidelis Joos; ingenieur, wonende in de Zwarte Leeuwstraat, Edmond Engels, landbouwer, wonende op de Berlaarbaan en Alfons Stephanie, electricien, wonende op de Putsesteenweg, Victor Janssens, werkman, wonende in de Zellaerdreef, en Louis Piron, werkman, wonende de Zwarte Leeuwstraat waren de eerste leden. De laatste twee waren op 28 oktober 1957 ter benoeming aan de gouverneur der provincie Antwerpen voorgesteld.) Wanneer Alfons Peeters in 1973 op rust ging, werd hij opgevolgd door Herman Van DesseI, die op 11 mei 1973 tot pastoor benoemd werd. Onder zijn beleid werd de kapel grondig verbouwd met o.a. een tweede uitgang, uitgebreid met nieuwe lokalen en sanitair achteraan en aan één zijde werd een ruime parkeerplaats aangelegd. De vernieuwde kapel werd ingezegend op 30 december 1984. (Pastoor Herman Van DesseI was geboren te Lier op 18 juni 1929 en werd priester gewijd op 17 april 1955. Achtereenvolgens was hij van 1955 tot 1962 medepastoor in de Onze-LieveVrouw-van-Hanswijkparochie te Mechelen, van 1962 tot 1973 medepastoor in de SintMartinusparochie te Duffel en tenslotte pastoor in de Sint-Ludwinaparochie te Bonheiden, waar hij plots overleed op 16 april 1987, nog geen 58 jaar oud.)
Op 30 juni 1987 werd Hugo Rom benoemd tot pastoor van Sint-Ludwina. (Hij werd geboren te Blanden op 7 augustus 1931 en gewijd op 20 juli 1958. Hij is van de orde der picpussen (waarvan ook pater Damiaan lid was). Hugo Rom is licentiaat in de seksuologische en opvoedkundige wetenschappen. Aanvankelijk was hij drie jaar leraar aan het college in Aarschot, daarna 17 jaar verantwoordelijke voor de gezinspastoraal in Vlaams-Brabant en tenslotte van 1 september 1970 tot 1993 godsdienstleraar aan het Hoger Handels-en Taleninstituut Onze-LieveVrouw-van-de-Ham te Mechelen.
Onder Hugo Rom kreeg het parochieleven een nieuw elan en werd de Sint-Ludwinaparochie een bloeiende geloofsgemeenschap zoekend naar een eigentijdse hertaling van wat Jezus ooit noemde als het “Koninkrijk van God”.
In 2013 ging Hugo pensioen al blijft hij nog steeds verbonden met de Sint-Ludwina- gemeenschap waar Paul Liekens zich samen met vele anderen inzet om het levensverhaal van die man uit Nazareth gaande te houden.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.