Gevangen in mijn hoofd
Om 11u werd in de kapel van het psychiatrisch ziekenhuis het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Kris, de pastor, had me uitgenodigd. Ik kon helaas niet gaan, want op de afdeling verblijf ik voorlopig in een gesloten zorgkamer. Ik voelde me verbonden met alle mensen die op dat moment stilstonden bij zoveel leed. Zelf keek ik naar de uitzending op TV. Ik was onder de indruk van de toespraak van koning Filip.
zichtbaar en onzichtbaar
Hij benadrukte dat heldhaftigheid niet enkel gaat om zichtbare daden. “Wij leven in een wereld waarin het beeld overheerst”, zei de koning, “waarin alles draait om zichtbaarheid, waarin alles onmiddellijk gekend en geweten moet zijn.” “Dat klopt”, dacht ik. Alles moet gezien worden, meer het slechte dan het goede. Ellende van vluchtelingen, daders en slachtoffers, moorden en aanvallen, het flitst voorbij. Wat denkt een kind hiervan? Wat denkt een jongere hiervan? En een volwassene?
De koning ging verder: “Het is geruststellend te beseffen dat de grootsheid van de mens ook ligt in het onbekende, in het leed, in de naamloosheid.” Ik voelde warme tranen over mijn gezicht. Wie weet waar ik heel mijn leven mee worstel? Wie weet hoe groot mijn leed is, onuitgesproken? Dat van mij en van zovele anderen?
’s Avonds keek ik naar de Last Post. Het viel me op hoe je de ogen van koningin Mathilde haast niet kon zien. Ik vermoed dat ze veel naar beneden keek. Naar de grond, waar zoveel gesneuvelden liggen. Naar de grond, geslagen door zoveel lijden, zelfs honderd jaar nadien.
Toen klonken de woorden: Een gesneuvelde soldaat, blijft achttien jaar. Wij leven verder en worden ouder. Ik vulde aan: “ En ik ben 49 jaar, mag ik geen 49 blijven?” Onzichtbaar verdriet, zichtbaar omringd door zorgverleners en naasten, tastbare onrust. En Gij, onzichtbare God? Leven, wat is echt leven? Een rode of witte klaproos?
Noëlla