Dag Frans, bedankt dat we enkele vragen mogen stellen en dat je hiervoor uitgebreid tijd neemt.
Kan je eerst iets over jezelf vertellen?
Bij religieuzen stel ik vast dat men hun intrede in het klooster viert om de x-aantal jaren. Voor mezelf zou dat dit jaar 50 jaar zijn. In 1969 ging ik naar het Diocesaan Seminarie in Antwerpen. Eigenlijk was het Schilde, Regina Pacis of Puttenhof, recht over ons thuis want het Klein Seminarie Sint-Jozef in Mechelen (Katelijne Waver) was gesloten en in Antwerpen moest men de eerste gebouwen nog afwerken. Het duurde nog een trimester eer we er onze intrek konden nemen. Zo openden we met negen nieuwe seminaristen dat jaar het seminarie in Antwerpen. Er kwamen ook negen seminaristen van Mechelen over die er hun eerste jaar filosofie hadden opzitten. Een jaar later konden ook de theologiestudenten uit het groot seminarie overkomen. Het heropgerichte bisdom Antwerpen had zijn eigen seminarie. We startten met 18 mannen en enkele nieuwe jonge professoren.
In 1976 was ik de enige wijdeling voor ons bisdom van dat jaar
Met mijn wijding in 1976 was ik de enige diocesane wijdeling van dat jaar. Als ‘ons jaar’ samenkomt, dat hoor je wel eens zeggen in religieuze kringen, was er voor mij nooit een probleem om afspraken te maken. Mijn stagejaar deed ik in Mol-Ginderbuiten en werd er begeleid door de pastoor en de onderpastoor, beiden afkomstig uit Nederland. Bij hen heb ik mijn stiel geleerd of de eerste pastorale ervaringen opgedaan. Na mijn wijding ben ik 12 jaar in de parochie van Sint-Katharina werkzaam geweest waar nog jaarlijks de H. Bloedprocessie uitgaat en kwam dan naar Oostmalle. Vandaar dat vele denken dat ik van Hoogstraten afkomstig ben. Hier heb ik vier jaar gewoond aan de Lierselei 1, de oude pastorie die later politiekantoor, werd en verhuisde dan naar de Dorpsweg. Verder kan je het rijtje aflopen: pastoor, deken, federatieverantwoordelijke en nu pastoor van de pastorale eenheid.
Frans, je bent in Oostmalle plaatselijk contactpersoon. Wat zie je hier als jouw belangrijkste taak?
Als pastoor, het woord zegt het zelf, moet je herder zijn. Ik bracht ooit van een Romereis een beeldje mee van de ‘goede herder’ als geschenk voor mijn ouder. Dat beeldje is nu terug in mijn bezit en verwijst naar die mooie taak, er zijn voor anderen in wel en wee, hun leven delen en het in gebed voor de Heer brengen. Dat weten mensen ook en ze wijzen je daar ten gepaste tijde op. Wat je voor de een goed doet, komt bij de ander niet altijd goed aan.
Wat ze je toevertrouwen en hoe ik dat voor God mag brengen, raakt me ten diepste.
Doorgaans heb ik een goed gevoel en voel ik me sterk gedragen door vele mensen. Ik heb heel wat verhalen mogen beluisteren wanneer je bij een overlijden mensen ontmoet. Soms voel ik het zo aan: ik teer op de pijn van anderen. Wat ze je toevertrouwen en hoe ik dat voor God mag brengen, raakt me ten diepste. Wel is het vaak wat moeilijker aan het worden in onze veranderende maatschappij. Mensen worden mondiger, vragen en eisen meer. Een servicekerk waar men waar voor zijn geld wil.
Mensen duidelijk maken dat ze geliefd zijn.
Service in de zin van je taak au sérieux nemen en je werk best verzorgen , dat is een dienst die we de mensen verschuldigd zijn. Maar dat is niet altijd zomaar ingaan op hun wenken.En dat maakt het soms moeilijker om de eigenlijke boodschap van het evangelie te belichamen: mensen duidelijk maken dat ze God geliefd zijn. Mijn taak is dus niet alleen van praktische aard. En na zovele jaren voel je ook dat er alsmaar jaartjes bijkomen. Maar induiken in de evangelieverhalen en telkens weer nagaan wat ze me vandaag zeggen en waartoe ze oproepen blijft boeiend. In de liturgie hoop ik dat de mensen daar iets van proeven, wetend dat wie er jaren inzet soms verder verwijderd geraakt van de doorsnee mensen.
Wat is voor jou een mooie ervaring?
Laat me hier kort in zijn: het feit dat mensen meewerken en hun sterke schouders mee onder dit pastorale werk zetten. Soms vraag ik me af hoe ze allemaal gedaan krijgen buiten de andere huishoudelijke of familiale taken. Hoe zij mensen oproepen en aanspreken, uitnodigen om samen kerk te zijn.
wat de parochie charme gaf
Ik heb vele jaren de mooie ervaring gehad van jong meewerkende gezinnen, van mensen die elkaar aanspraken aan de schoolpoort. Hun zeggingskracht is enorm groot omdat hun vraag van de basis zelf kwam, een getuigenis inhield en parochie ‘charme’ gaf. Ikzelf en de parochie moeten hen blijvend dankbaar zijn. Maar ook anderen die een verantwoordelijke taak opnamen en nu opnemen, mede binnen de pastorale eenheid, zijn van onschatbare waarde. Ik hoop dat ze het allemaal doen vanuit evangelische bewogenheid, vanuit eigen roeping zou ik haast zeggen en niet alleen vanuit een vraag die aan hen gesteld werd en die vanuit de Kerk moet klinken.
Frans, waarin zie je een uitdaging?
Kerk op zich is vandaag al een uitdaging. In een veranderende wereld waar alles nogal individualistisch gericht is, werken aan een gemeenschap is niet vanzelfsprekend. Men ziet alles zo naar eigen betrachting. Iedereen wil zijn eigen wereldje organiseren. Men neemt zichzelf als referentiepunt. Toch zoeken mensen naar contact, verbondenheid. Onze kerkgemeenschap lijkt klein te zijn als je het over aantallen hebt, maar de vraag naar bijvoorbeeld sacramenten blijft groot.
Hoe diep is de vraag naar verbondenheid?
In de kerk vieren we met een kleine groep en buiten op het kerkplein, dorpsplein moeten we zeggen, is er een massa aan het vieren. Wat bezielt hen, wat doet hen naar elkaar toegaan… Hoe diep is die vraag of hunker naar verbondenheid? Heeft de Heer met zijn boodschap ‘leven te geven’ hier toegang? In onze kerkelijke vieringen komt de vitaliteit van erbuiten vaak niet aan bod… en erbuiten, op andere plaatsen, wordt de diepgang gemist waarnaar in individuele contacten wel vraag en noodzaak is. Hoe de Heer met zijn levenwekkende boodschap bij de mensen brengen: dat is vandaag een grote uitdaging. Eigen getuigenis en voorgaan blijft daarin een kernpunt.
Frans, jij leest veel in de Bijbel. Wat is jouw lievelingsverhaal?
Ik haalde al het verhaal van de goede herder aan. Maar haast alle parabels hebben een diepe voedingsbodem voor mijn pastor- zijn. Heel bijzonder vind ik het verhaal van de zoon die weigerde op de vraag van de vader in te gaan te gaan werken … Hij zie ‘neen’, maar naderhand ging hij toch, terwijl zijn broer ‘ja’ zei en niets deed. Je moet in deze drukke tijden leren ‘neen’ zeggen wordt er wel eens gezegd. Maar wat als je dat niet kunt en moet leren … en je daar niet goed bij voelt? In ieder geval mij geeft het de tijd ernstig bij de vraag stil te staan. En grote profeten hebben altijd eerst neen gezegd of geleefd. Ik wil er van leren.
Welke vraag stel jij bij jezelf, de wereld, de omgeving?
Ik kan ze allemaal samenvatten met: ‘Hoe blijft Gods boodschap relevant (van betekenis) in mijn leven, onze parochie, de pastorale eenheid, het bisdom (wetend dat haar tijdschrift de naam ‘Relevant’ draagt), in de grote kerkgemeenschap?’
Blijven luisteren naar het kloppend hart van de mens
En dan denk ik: als we blijven luisteren naar het kloppend hart van ieder mens die we ontmoeten van welk ras, welke stand, welke taal of kleur ook … dan licht er wel iets op. Het eerste gebed van de vrome jood in de bijbel: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert’ (uit 1 Samuel 3). En psalm 23 vat het ook samen voor mij: ‘ De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken … Hij leidt mij … Hij is mijn stok en staf, mijn stut, mijn schutse…’ tot in lengte van dagen. Op dat beeld van de goede Herder mag ik telkens kijken wanneer ik de gemeenschap in Oostmalle voorga.