Preek 5-6 september 2020 (23ste zondag door het jaar – A)
Een mens is nooit te oud om te leren. Ook ik, na drie jaar godsdienstwetenschappen en toch menig bijbelvers gelezen te hebben, leer bij het maken van mijn preken nog altijd bij. Ik vind het vooral plezant om in de schriftlezingen een rode lijn te ontdekken en sta quasi elke week verwonderd over de samenhang en de structuur die er in te vinden is.
De voorbije weken konden we zo horen hoe wij – als individuen – een volgeling van Jezus kunnen zijn. De nadruk lag dan op het feit hoe “IK” een leerling van Jezus kan worden. Vandaag voegen we daar een dimensie aan toe. Want Jezus heeft het over de “gemeente” of de “gemeenschap”. De vraag hierbij luidt dus: hoe “WIJ”, met meerdere mensen samen, volgelingen van Jezus kunnen zijn.
Volgens het lectionarium van de schriftlezingen zijn we bij Matteüs aanbeland bij de vierde van vijf grote redevoeringen die Jezus hield voor zijn leerlingen. De eerste en meest bekende is nog altijd de bergrede. De vierde, waaruit we vandaag een stukje horen, is de gemeente-rede, of kerkrede. En met kerk wordt hier dus gemeenschap bedoeld, de verzameling van christenen. Deze rede of speech verklaart de diepte of de rijkdom van het christelijke gemeenschapsleven.
De eerste christenen die zo in gemeenschap leefden, voelden zich nauw verbonden met elkaar en zagen zich als leden van één familie. Daarom spraken ze mekaar aan met ‘broeder’ en ‘zuster’. Vandaar ook dat de meeste brieven van de apostel Paulus beginnen met de aanspreking: Broeders en zusters. Trouwens, ‘fratelli e sorelle’ waren tevens de eerste woorden die paus Franciscus uitsprak op het balkon van het Sint-Pietersplein toen hij verkozen werd.
We zijn dus allen broers en zussen van mekaar en het evangelieverhaal van vandaag maant ons aan om, als kinderen van dezelfde Vader, goed voor mekaar te zorgen. Zelfs als er al eens eentje van het pad afwijkt. Het is immers Gods bedoeling om ook zondaars en boos-doeners er bij te houden, om hen in leven te houden. Want iedereen kan/mag/moet gered worden. Ook Amerikaanse of zelfs Vlaamse politieagenten die hun boekje te buiten gaan en de laatste weken niet al te positief in het nieuws komen. Zelfs die.
De eerste lezing uit de profeet Ezechiël spreekt daar zware taal over. Dit is weer zo’n typische Oud-Testamentische lezing met taalgebruik over leven en dood. Misschien luisteren we dan beter naar de tweede lezing uit de brief aan de Romeinen van Paulus, waarin hij het heeft over naastenliefde als een christenplicht die alle burgerplicht overschrijdt. Wanneer we iemand aanspreken op zijn of haar fouten of gebreken, dient dit te gebeuren uit liefde, in een sfeer van bezorgdheid dat hij of zij als mens en als christen kan GROEIEN in liefde. Steeds met de achterliggende bedoeling dat de GEMEENSCHAP er beter van wordt.
Persoonlijk ben ik daar heilig van overtuigd. Opgegroeid zijnde in een gezin met 5 kinderen, in Chiro Itegem waarvan het ledenaantal ondertussen boven de 100 ligt, ben ik van mening dat dit een enorme meerwaarde kan betekenen. Tot in het bedrijfsleven toe! In mijn professionele carrière merk ik op dat, daar waar collega’s het goed met mekaar voor hebben en opbouwende bemerkingen positief oppakken, de productiviteit én de onderlinge sfeer de hoogte ingaan. Zo kan een gemeente of een kerk of een gemeenschap groeien. In een sfeer van bekommernis om mekaar en in het besef dat wij geen van allen volmaakt zijn.
Op die manier kunnen we groeien naar, en samen werken aan, een vriendenkring van Jezus waarvan Hij zegt: “waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.”
Deze beroemde woorden worden nog al eens in de mond genomen op een pastorale vergadering of christelijk geïnspireerde bijeenkomst waar weinig of geen volk op afkomt. Wanneer slechts enkele mensen opdagen, halen de organisatoren deze woorden van Jezus boven om te zeggen: “we zijn wel met niet zo veel, maar Jezus is toch in ons midden.” Dat klopt ook wel, maar eigenlijk gaat het hier niet over de kwantiteit maar over de kwaliteit van het samenzijn. Het aantal of de hoeveelheid mensen is niet alleen belangrijk maar vooral de sfeer waarin ze samen zijn, de ingesteldheid om mekaars fouten te kunnen inzien en de wil om hieruit te leren. Zo worden we allen een hoeder voor mijn broeder en kunnen we in onderlinge liefde waken over elkaar.
Gerry Bellekens, bruggenbouwer van onze Pastorale Eenheid Mozes