Moesten de evangelieverhalen Oscarverkiezingen zijn – je weet wel, die befaamde beeldjes van de filmprijzen – dan zou voor de derde week op rij de Oscar voor beste mannelijke bijrol naar Petrus gaan. Eerst blonk hij uit als rots waarop de Kerk zou gebouwd worden, daarna nam hij de rol van slechterik blijkbaar op toen Jezus hem ‘satan’ noemde en vandaag dacht hij het antwoord al te weten op een vraag die hij aan Jezus stelde.
Over dat antwoord op die vraag kunnen we kort zijn. Hoeveel keer moet je iemand vergeven? Tot zeven maal zeventigmaal. We kennen het correcte antwoord allemaal, en kunnen het zelfs meezingen bij een schuldbelijdenis in een kinderviering bijvoorbeeld. Zeven staat voor de volheid van de tijd. Denk maar aan 7 dagen in een week. En volgens een oude traditie bestaat de mensheid uit 70 volken. Dus, wanneer Jezus zegt dat we elkaar tot 7 x 70 maal moeten vergeven, bedoelt Hij eigenlijk … altijd én iedereen.
En dat is niet altijd eenvoudig … Want het is een zeer menselijke reactie om – wanneer iemand je kwaad doet of schade berokkent – te zeggen: wacht maar, ik zal eens dit of dat doen, dan zal hij of zij wel anders piepen. Poets wederom poets of oog om oog, tand om tand zit bij wijze van spreken in ons ingebakken.
Maar is dit wel de goede houding? Creëren we dan geen spiraal van continu kwaad doen? Beginnen we dan niet te lijken op criminelen die met mekaar afrekenen in een of ander drugsmilieu?
Ik trek het misschien wat op flessen, maar de vraag die het evangelie ons vandaag stelt, is niet HOEVEEL keer we iemand moeten vergeven, maar: zijn we wel bereid OM iemand te vergeven; zijn we er wel klaar voor OM iemand vergeving te schenken.
Sta mij toe om nog even terug te komen op die Oscarverkiezingen. Petrus wint het beeldje voor beste mannelijke bijrol, maar als ik jullie zou vragen wie de hoofdrol speelt, wat zou dan jullie antwoord zijn? Velen zouden misschien ‘Jezus’ zeggen, maar ik denk dat het antwoord eerder is: WIJ, u en ik hier vandaag. Wij spelen de hoofdrol en dienen het evangelie op ons dagelijks leven te leggen.
We moeten onszelf een spiegel voorhouden en afvragen: kan ik mijn naasten onbeperkt vergeven? Want diegenen die tot het koninkrijk van God behoren – en we hopen dat we daar allemaal bij zijn – worden verondersteld om de onmetelijke vergeving van God, zijn onbegrensde barmhartigheid, ook te weerspiegelen in hun relaties met anderen.
Jezus heeft het ons zelf geleerd. In het gebed dat wij van Hem mochten leren, staat het zinnetje: Vergeef ons onze schuld, zoals OOK WIJ vergeven aan onze schuldenaren. Enkel door oprechte vergeving verandert duisternis in licht en worden vijanden vrienden. Enkel door gemeend sorry te zeggen kan men de continue spiraal van kwaad doen doorbreken.
Met deze parabel over de onbarmhartige dienaar sluit Matteüs zijn kerkrede, de vierde van vijf grote redevoeringen die Jezus hield voor zijn leerlingen, af. Deze kerkrede of gemeente-rede of ‘toespraak voor de geloofsgemeenschap’ zeg maar, leert ons hoe we met elkaar moeten samenleven. Vandaag hebben we de les over ‘vergeving’ gehad en worden we geroepen tot een innerlijke omkeer.
Ook de dienaar had beter eerst in de spiegel gekeken en lessen getrokken uit de manier waarop de heer (of de koning) hem behandelde alvorens tekeer te gaan tegen de andere dienaar, zijn naaste … Tenslotte was het bedrag van de schuld volledig buiten de proportie van datgene hij schuldig was aan de koning. Omgerekend naar vandaag zou tienduizend talenten neerkomen op zo’n 4 500 miljoen euro en honderd denariën “slechts” op 7 500 euro …
God rekent dus op onze barmhartigheid. Laat ons, om het met de woorden van Alice Nahon te zeggen: in ’t eigen hert kijken, en bidden dat ook wij die warmhartigheid, die vergevings-gezindheid aan de dag mogen leggen ten opzichte van onze medemensen.
Gerry Bellekens, bruggenbouwer van onze Pastorale Eenheid Mozes