‘Neem en eet. Dit is mijn lichaam …’
Op donderdag 11 juni viert de wereldkerk ‘sacramentsdag’. De daaropvolgende zondag is het ‘sacramentszondag’. Deze woorden verwijzen naar het ‘Heilig Sacrament’ en dat ‘Heilig Sacrament’ is het door een priester geconsacreerd brood. Hij spreekt over het liturgisch brood - tijdens de consecratie - de woorden uit, die Jezus ook uitsprak over het brood tijdens het laatste avondmaal: “Neem en eet hiervan gij allen, want dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.”
Het brood, dat door die woorden voor ons als gelovigen tot ‘het levende lichaam van Christus’ is geworden (transfiguratie) wordt in elke kerk met veel eerbied bewaard in het tabernakel. Voor alle duidelijkheid: dit brood blijft brood en wordt geen stuk vlees (geen transsubstantiatie). Je kan dit het best vergelijken met ‘de betekenis’ die de ruiker bloemen heeft, die kinderen of kleinkinderen voor hun mama of oma kopen op Moederdag of met de ruiker bloemen of het geschenk, dat geliefden of partners elkaar geven bij sommige gelegenheden zoals Valentijn, een verjaardag… Terwijl er in bloemenwinkel nog veel identiek dezelfde bloemen te koop zijn en er nog veel dezelfde geschenken verkrijgbaar zijn, krijgt precies - door ‘de liefde waarmee het gegeven wordt’ - dit geschenk of die bloemen voor de ontvanger ervan, een niet te evenaren waarde. Zo is het ook met het geconsacreerd eucharistisch brood. De liefde waarmee Jezus zijn leven voor ons gegeven heeft, is van een niet te evenaren waarde. “Niemand heeft groter liefde, dan hij, die zijn leven geeft voor zijn vrienden” zegde Jezus daaromtrent zelf tot zijn toehoorders en dus ook tot ons vandaag.
Doorheen de jaren – en in sommige parochies gebeurt dit nog steeds - werd het Heilig Sacrament in processie door de straten, langs de velden en de weiden van onze dorpen gedragen, om door het langskomen van het Lichaam van Christus, Gods zegen en bescherming over de mensen, hun huizen, de dieren en de velden te vragen. Het geconsacreerd eucharistisch brood werd in een gouden of vergulde monstrans geplaatst en door een priester gedragen, die onder een baldakijn (de hemel genoemd) ging. (zie foto) Tijdens de processie werd enkele keren halt gehouden bij een kapel om de aanwezigen daar te zegenen met het Heilig Sacrament. Na de processie werd het eucharistisch brood veilig opgeborgen in het tabernakel, zodat mensen - ook vandaag nog steeds - de levende Christus daar kunnen vinden en er bij Hem kunnen komen bidden of Hem in vertrouwen kunnen vertellen, wat op hun hart drukt… of van het hart moet…
We mogen daarbij echter niet vergeten, dat de levende Christus niet alleen in het tabernakel wil verblijven, maar dat Hij vooral ook leeft in elke mens, die we op onze levensweg ontmoeten. Ook in hem of haar waarin we Hem niet direct herkennen en waarin Hij voor ons ‘een vreemde’ blijft. Denken we daarbij maar eens aan de mensen, die ons niet zo goed liggen of waarmee we in onvrede leven, aan armen, kansarmen, daklozen, mensen aan de rand enz… De leerlingen van Emmaüs dachten ook dat er ‘een vreemde’ met hen meeging tot ze hem herkenden, bij het breken van het brood. Zo trekt de Levende Christus ook met ons - vaak ‘als vreemde’ - mee door het leven. Ook wij moeten hem alleen durven zien en herkennen.
Wanneer we in elke mens ‘de levende Christus uit het Heilig Sacrament zien’, dan mogen we met een gerust hart voor het tabernakel gaan zitten of knielen en met de woorden van Thomas zeggen: “Oh, Mijn Heer en Mijn God!”
Ik wens jullie van harte een gezegde sacramentsdag en sacramentszondag toe!
Jan Daans, priester van onze Pastorale Eenheid Mozes