“Wie, ik? Nee, nee, dat kan ik niet.” is een vaak gehoorde reactie wanneer iemand iets wordt gevraagd waarvan hij of zij denkt dat dit niet voor hem of haar is weggelegd. Met uitspraken zoals “Da’s niks voor mij” of “Dat wil ik niet doen” wordt de vraag afgewimpeld in de hoop dat ze geen tweede keer wordt gesteld.
Misschien was dat ook wel de eerste reactie van Maria toen de engel Gabriël binnenkwam en zei dat ze de Zoon van God op de wereld ging zetten. Maria schrok inderdaad, zo lezen we in het evangelieverhaal, en vroeg zich af hoe dit zou gebeuren? Maar de engel stelde haar gerust en gaf haar een teken. Hij vertelde Maria namelijk dat haar bloedverwant Elisabet – die eigenlijk te oud was om nog in verwachting te geraken – ook een zoon ter wereld zal brengen, waarop Maria instemde en volmondig haar JA-woord gaf.
“Zie de dienstmaagd des Heren”, zo staat er, “mij geschiede naar uw woord.” Nog niet goed en wel beseffend welke belangrijke rol ze krijgt toebedeeld, leert Maria ons wat de definitie van geloven is: vertrouwen op het woord van de Heer. Vertrouwen dat hetgeen wat de God van het Verbond met ons voorheeft, goed is. Of toch tenminste ons op de goede weg zet. Waarnaartoe? Dat weten we niet. Zijn we daar zeker van, dat het goed is? Evenmin. En toch … toch kunnen we daarop vertrouwen. Want elke mens heeft nood aan iets dat van elders komt. Vaak komt iets van dat goede piepen en dan laait de hoop van de mens op. Dan groeit dat vertrouwen én de zekerheid van het geloof.
Jammer genoeg wordt heden ten dage dat gelovige verwachten bedolven door de drukte van het leven, door de veelheid aan commerciële boodschappen, door alles wat ons blind maakt voor wat er écht toe doet. Jammer genoeg hebben we soms een crisis nodig, een soort shockeffect, om onze ogen (en onze harten) te openen. Ons hart is onrustig tot het rust vindt in God, zei kerkvader Augustinus. Moeten we dan vanaf nu koortsachtig op zoek gaan naar God?
Stel dat het antwoord op deze vraag JA is. Waar woont God dan? In de kerk? Of in de tempel, zoals koning David er één wou bouwen voor God in de eerste lezing? Neen, het antwoord op de vraag is eerder: “NEE, we moeten God niet gaan zoeken.” Want God is reeds met ons! Dat is nu net de betekenis van Kerstmis, het feest van vreugde en vrede dat we volgende week vieren. Jezus is als Goddelijk persoon onder de mensen gekomen. God laat zich niet opsluiten in een kerk of tempel; Hij verblijft liever onder een tentdoek zodat Hij zich vrij onder de mensen kan begeven.
Vertaald naar vandaag wil dit zeggen dat wij in Jezus’ voetsporen Gods liefde dienen te verspreiden onder onze medemensen, en dit altijd en overal. Kerstmis herinnert ons daar elk jaar aan. De advent is de ideale periode om hierbij stil te staan en stelselmatig het Licht van Christus binnen te laten in ons hart. We ontsteken vandaag de vierde kaars op de adventskrans. Met dit maximum aan lichtpunten gaan we naar Kerstmis toe, om op 25 december het grootste Licht van de wereld binnen te laten in ons hart. En dit om het op onze beurt te laten schijnen op onze naasten.
Dus, waar wachten we op om ‘ja’ te zeggen, net zoals Maria? Deze adventsperiode is een gunstige tijd om aansluiting te vinden bij wat ons echte vreugde kan geven, wat echt tot redding kan leiden. God breekt binnen, niet alleen in de tijd, niet alleen in de geschiedenis maar in onze harten. Want ook daar kan God komen, ook wij kunnen ‘gezegend’ zijn, net als Maria. Wij kunnen Hem gestalte geven tussen de mensen en lichtpuntjes zijn voor anderen.
Waarop wachten we nog om ‘ja’ te zeggen?
Gerry Bellekens, bruggenbouwer van onze Pastorale Eenheid Mozes