Handelingen 4, 8-12 / Psalm 118 / 1 Johannes 3, 1-2 / Johannes 10, 11-18
Soms krijgen we via radio of tv oude opnames te horen van bijzondere mensen: ik denk aan president Kennedy die in 1963 in Berlijn uitriep: ‘Ich bin ein Berliner’ of de beroemde rede van Martin Luther King, ook uit 1963: ‘I have a dream’. Je kan die toespraken nog altijd beluisteren. Of dichter bij ons: mijnheer Cardijn, de stichter van de Kajotters die op de Heizel uitriep: ‘de rijken zullen nog rijker worden en de armen nog armer’. Ik stond zelf als jonge gast met mijn ouders tussen de massa in het Heizelstadion te luisteren naar die geweldige stem van Cardijn, die op hoge leeftijd nog kardinaal werd.
Vandaag horen we de stem van de Goede Herder. Jezus is geen statisch beeld van God. Neen, Hij spreekt. Het is ook niet de stem van een dode man. Zijn stem klinkt niet altijd even hard; er zijn ook lange stiltes. Het doet soms pijn dat Hij zwijgt, dat wij zijn stem niet opmerken, juist wanneer wij zijn leiding of zijn krachtig woord nodig hebben. De stem van de Goede Herder: hoor ik die? Heb ik die ooit gehoord? Jezus' stem heeft niemand kunnen vastleggen. Er zijn geen opnames van Hem bewaard zoals van Kennedy, Martin Luther King of Cardijn. Zoals er ook geen beeldfragmenten of foto’s van Jezus bestaan – ze zouden zeker mislukt zijn door overbelichting!
Hoe heeft Jezus gesproken? Hoe klonk de Goede Herder waarop de kudde blindelings vertrouwde? Is het 'de Stem van de Meester' waarnaar wij met vertrouwen luisteren en die wij blindelings kunnen volgen? Sprak Jezus zacht of kon Hij brullen? Had Hij een sympathieke sonore stem, een verleidelijk timbre, klonk Hij zacht en liefdevol? Sprak Hij dialect of hoog Aramees? Geen enkele evangelist beschrijft de toon van Jezus' stem, net zoals geen apostel details onthult over Jezus' uiterlijk. Ons rest alleen nog de levende stem van het Evangelie, waardoor Hij weerklinkt in onze tijd. En toch moet het een stem zijn waarmee wij Hem identificeren, zoals huisdieren hun baasjes herkennen aan hun stem en hen volgen. Een stem die ons een veilig gevoel geeft.
We zijn hier bijeen als gemeenschap van Jezus Christus en we doen ongehoorde dingen: we doen een beroep op God en wagen ons aan een soort conferentiegesprek met de "hemel". Dit is kerk XY... En we krijgen antwoord. Wie is daar? Hallo? Kom binnen! We melden ons voor de dienst, we zijn hier, we checken in. Wij geloven dat Hij opneemt aan de andere kant als we tot Hem bidden. Het is niet teveel gevraagd dat God ons aanhoort en dat Hij antwoordt. En we hebben soms antwoorden nodig: als we in de rats zitten, als we bedroefd zijn om een geliefde die overleden is. Waar is die naartoe? Het behoort tot de kern van het Paasgeloof dat wij mogen geloven dat Hij spreekt als mijn stem breekt. Hij blijft praten als ik zwijg. Zijn belofte "Vrees niet!" houdt stand wanneer ik dreig te weg zinken. We roepen hem echt aan als verloren schapen. Wij zoeken Hem als kinderen die hun ouders kwijt zijn in de menigte.
Elke zondag, elke viering, elk gebed bellen wij ‘het nummer van God’. Wij willen zijn levensadem ontvangen, zonder Hem kunnen wij niet leven. Het moet een stem zijn die ons door en door kent, die vertrouwen wekt en - alleen al door zijn stem - bescherming biedt. Een stem die ik kan onderscheiden van het geroezemoes van stemmen, van het gekwetter van vogels, van de verleidelijke sirenenzang van zelfbenoemde herders en verleiders, zelfs van de zalvende "pastorale toon" die soms in de kerk wordt gesproken.
Soms vragen mensen me hoe ze me moeten aanspreken? ‘Pastoor’ of ‘pastor’ of gewoon ‘Jan’. Dat laatste heb ik het liefst, maar niet iedereen doet dat graag. Pastor of herder dan? Neen, zeg ik dan, want de lat voor een echt goede herder ligt erg hoog. Die titel ‘pastor’ of ‘herder’ behoort in de eerste plaats - en mogelijk uitsluitend - Christus toe. We verlangen natuurlijk naar "goede herders" in de kerk, in de politiek en in de samenleving, naar mensen die ons vertellen waar we heen moeten in tijden van crisis. Nee, ik kan de rol van de goede 'herder' niet vervullen. En ik zou mezelf alleszins de moraliserende vermaning willen besparen dat we allemaal "goede herders" moeten worden.
Want, hebben we duidelijk gehoord wat Jezus zegt? Hij spreekt over de ene herder (Joh. 10, 14-16) die zijn leven geeft voor de schapen. Een koninklijke herder zonder macht. Zonder Hem zouden we als christen gedesoriënteerd zijn - als schapen zonder herder. De herder kent de weg en Hij kent de gevaren. Zijn uiteindelijke doel is het goede voor zijn schapen. Zijn leven blijft een model voor elk 'pastoraal ambt', voor elk 'pastoraal leiderschap', voor elke jongere die vandaag de roepstem van de goede herder hoort in het rumoer van deze tijd. Wil ik zo'n "pastorale mens" zijn die tegelijkertijd ook een schaap blijft in Gods kudde?
De stemmen van Kennedy, van Martin Luther King, ja ook van mijnheer Cardijn klinken nog vaag in mijn oren, het zijn tenslotte stemmen van mensen uit het verleden, gestorven mensen. Maar de Goede Herder blijft spreken en Hij blijft ons uitnodigen, ook vandaag. De Verrezene nodigt ons nu uit in de ruimte van de eucharistie: voedsel ten leven. Liefdesvoedsel: want, hoorden we in de tweede lezing uit de Johannesbrief, we zijn kinderen van een God die ons liefheeft en we zullen Hem ooit zien zoals Hij is.
Ik wil dankbaar zijn dat we mogen vertrouwen op een God die als een Goede Herder over ons leven waakt en ons steeds nabij blijft. En mogen vele mensen – gewijde en toegewijde – mee zorg dragen voor het bijeenhouden van de kudde, als het volk van God, onbaatzuchtig en van harte, zoals God zijn mensen droomt.
(Inspiratie: o.a. Die Botschaft heute. Kontexte zu Liturgie und Predigt, April 2021)
Jan Verheyen, pastoor-deken van onze Pastorale Eenheid Mozes