Beste mensen, ik ben blij dat jullie er zijn. Echt waar, want als er één zondag is in het kerkelijk jaar dat je naar de kerk zou moeten komen, dan is het vandaag. Als er één zondag is dat je naar het evangelie zou moeten luisteren – en naar de preek natuurlijk – dan is het wel deze 31ste zondag door het jaar. Misschien zelfs nog meer dan met Kerstmis of Pasen …
Waarom? Omdat het evangelieverhaal van vandaag de kern van ons leven als christen bevat. We zitten vandaag bij de kern van waar het bij Jezus echt om draait. Het gaat om liefde. Liefde voor en van God, maar ook liefde voor en van mensen. Het gaat over het zogenaamde “dubbelgebod” van de liefde.
Jezus is daar heel duidelijk in. In één adem citeert Hij twee passages uit het Oude Testament. Eentje uit Deuteronomium, hetwelk we hoorden in de eerste lezing, en een vers uit Leviticus. Zowel Deuteronomium als Leviticus behoren tot de boeken van Mozes of de Thora, dé wetboeken bij uitstek voor joden. Als een goed universiteitsstudent die zijn leerstof onder de knie heeft, legt Jezus hier het verband tussen twee geboden die ver uit mekaar staan in de Thora.
En wat is nog meer? Jezus krijgt nog gelijk ook van de schriftgeleerde! “Juist, Meester” zegt deze, “dat hebt Ge terecht gezegd”. En de schriftgeleerde herhaalt nog eens de woorden van het eerste gebod. Woorden die bekend staan als het Sjema, het gebed dat elke jood zowel ’s morgens als ’s avonds bidt. Het is dus heel uitzonderlijk dat de schriftgeleerde als een gelijkwaardige gesprekspartner van Jezus wordt neergezet. In alle andere verhalen proberen schriftgeleerden en Farizeeën Jezus in de val te lokken met hun strikvragen, maar nu bevestigt Jezus de schriftgeleerde in zijn waarde door te zeggen dat hij niet ver af van het Rijk Gods staat.
Dat Rijk Gods is trouwens geen plaatsbepaling. Het is niet zo dat die schriftgeleerde op een paar kilometer van dat Koninkrijk van God vandaan stond. Ge moet maar eens ‘Rijk Gods’ intikken in uwe GPS. Ge zult niet ver komen. Nee, het Rijk Gods waar Jezus het zo dikwijls over heeft, is een toestand van liefde in het hart van de mensen. Het is een manier van leven waarbij de liefde tot God maar tot haar recht komt in de liefde voor de naaste. Gods-dienst en mensen-dienst zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Net daarom koppelt Jezus die twee geboden – of liever ‘opdrachten’ – aan mekaar. Om die verbondenheid, daar is het Hem om te doen. En die verbinding legt Jezus in twee richtingen. Verticaal wanneer Hij bidt tot de Vader en horizontaal wanneer Hij aandacht heeft voor de zwakkeren in de samenleving. “Je naaste beminnen als jezelf”, dat is ook onze opdracht vandaag.
Maar wie is dat, onze naaste? We kunnen dat letterlijk nemen: diegene die naast ons zit, namelijk onze partner of onze kinderen. Ja, klopt. Maar onze naaste kan ook iemand zijn die je tegenkomt op straat en die toevallig hulp nodig heeft bij een val met zijn fiets. Of die oudere mens die een beetje verder woont en die met zijn rollator niet meer naar den Delhaize kan door wegenwerken bijvoorbeeld. Of die madam in het rusthuis, in de kamer naast je vader of moeder, die geen bezoek of telefoon meer krijgt van haar familie. Al die mensen kunnen JOUW naaste zijn en verdienen onze aandacht. Dat is hetgeen Jezus ons vraagt, in het hier en nu. Dat is hetgeen Hij bedoelt met het Rijk Gods.
En we moeten daar inderdaad nú al aan werken. Morgen vieren we Allerheiligen en gedenken we al onze naasten die niet meer onder ons zijn. Laten wij bidden tot onze overledenen, die voor ons heilig zijn, zodat wij met hun kracht werk kunnen maken van het verspreiden van Gods Liefde en onze naaste daadwerkelijk beminnen.
Amen.
Gerry Bellekens, bruggenbouwer van onze Pastorale Eenheid Mozes