God, geef ons in uw genade
licht en kracht
om de dag en het ogenblik
te onderkennen en te gebruiken
zoals U ze als uw gave,
als uw genade en als onze taak
telkens weer aan ons geeft,
opdat deze tijd werkelijk
de gunstige tijd van ons heil wordt:
uw eeuwigheid.
Maak mij wijs en rustig, opdat ik U kan dienen.
Geef mij de moed aan veel dingen voorbij te gaan,
schenk mij de kracht om afstand te doen,
daar een dergelijke onthechting de lege ruimte schept,
die door U kan worden gevuld.
Ik bid U om de gave van wijsheid,
die oude mensen bezitten.
Men heeft die nodig om U onverdeeld te kunnen dienen.
En daarmee kan men niet wachten,
nu minder dan ooit,
totdat men oud van jaren is geworden
en de wereld vanzelf voor de mens wegzinkt.
Veel deugden van de ouderdom
behoef ik nog niet te bezitten,
maar de deugd van wijze en dappere gelatenheid,
de deugd van heilige onverschilligheid
en van onthechting
moet ik toch wel hebben.
Want daartoe hebt U mij geroepen, toen U mij hebt uitverkoren,
voor het ambt van de “oudsten” in uw Kerk,
die onderweg is,
en uit het zichtbare wegtrekt naar het rijk,
waarop het geloof hoopt
en waar de liefde naar uitziet.
Op deze pelgrimstocht
moet ik mijn broeders en zusters voorgaan,
als de man, die door zijn leven geloofwaardig maakt,
dat alwie prijsgeeft, verkrijgt,
wie weggeeft, vindt
en wie arm is, rijk wordt.
Maak mijn hart tot een priesterlijk hart,
gelijk het Uwe.
Amen.
Karl Rahner sj (1904-1984)