Vrouwenkracht erkennen. Een eerbetoon aan vrouwen én mannen in mijn geschiedenis
Het was een aangename verrassing om vanuit mijn geboortestad Hamont een uitnodiging te krijgen voor het schrijven van een stukje naar aanleiding van Internationale Vrouwendag. In 1972 heb ik die landelijke plek verlaten na mijn studies aan de Leuvense Universiteit en mijn huwelijk met een man uit een andere streek. Het zegt op zich al iets over vrouwenemancipatie: in een stedelijk gebied zijn er doorgaans meer ontwikkelingskansen en als partners keuzes maken rond wonen en werken is de positie van de man meestal doorslaggevend. Dat was vroeger zo, dat is nog altijd zo.
Ik heb het geluk dat mijn familiegeschiedenis gekenmerkt is door veel krachtige vrouwen, allemaal geboren en getogen in Hamont: mijn moeder Maria Steensels en haar zus ‘juffrouw’ Steensels en langs vaders kant vijf tantes met voor mij een grote variëteit van rolmodellen. Om te reflecteren op vrouwendag vertrek ik vanuit de persoonlijke en lokale kleur om in de verf te zetten welke weg er sinds een vorige generatie afgelegd is. Daarbij lichten tevens actuele thema’s op.
Te beginnen met mijn moeder, de eerste en belangrijkste vrouw in elk mensenleven. Overeenkomstig de tijdsgeest van toen ‘vrouw aan de haard’, met stereotype taakverdeling: de man zorgt voor het gezinsinkomen, de vrouw zorgt voor de opvoeding van de kinderen, het eten en alle huishoudelijke karwijen. Er is ‘de heer des huizes’ en zijn ‘dienstmaagd’ zoals dat nu nog geldt in sommige culturen. Tenminste voor de buitenwereld ziet er dat zo uit en het geeft een maatschappelijke realiteit weer. Wat zich werkelijk binnenkamers afspeelt, daarover worden soms grapjes gemaakt in de sfeer van “hij ligt onder de slof” … Laat ik het hier houden bij dat ik ervaren heb dat mijn moeder de meest bepalende persoon was voor de sfeer in ons gezin en dat zij de overhand had in de belangrijkste beslissingen. Een verstandige en ruim getalenteerde vrouw die een zeer toegewijde moeder was, maar ik zag haar zelden floreren.
Mede daardoor was voor mij als meisje haar ongetrouwde zus die onderwijzeres was een veel aantrekkelijker rolmodel. Een vrouw die de wereld rondreisde, cultuur binnenbracht, mij leerde piano spelen, in haar vrije tijd bibliothecaris was en mij zo in contact bracht met boeken waarvan er sommige zelfs op de verboden lijst van de Katholieke Kerk stonden. Zij was niet volgzaam en zij vond het onnodig om zich te verantwoorden voor de goegemeente. Zij ging over de tongen omdat ze zich onconventioneel kleedde en er mannen over de vloer kwamen. Waarom trouwde ze niet? De heel eenvoudige reden was: in haar tijd mocht je als vrouw je job in het onderwijs niet verder zetten wanneer je gehuwd was. Zo bleef zij – wat destijds genoemd werd – een “oude vrijster”. Dat was ze zeker niet, maar tot op hoge leeftijd kampte ze wel met eenzaamheid en tekort aan waardering voor datgene waaraan zij haar leven gewijd had.
Twee zussen van mijn vader konden ontsnappen aan een minderwaardig maatschappelijk statuut door naar het klooster te gaan. In hun tijd een van de beste uitwegen voor een vrouw die wou studeren. Ook die twee vrouwen verruimden mijn kijk op de wereld en hoe je daarin als vrouw je plek kunt hebben.
De ene werd missiezuster in de toenmalige kolonie Belgisch Congo. Het waren hoogtepunten in mijn kindertijd wanneer zij even terugkeerde naar België en ik de geur van avonturen kon opsnuiven. Ook bij haar niets van onderdanigheid aan kerkelijke autoriteiten en al zeker geen bekeringsdrift. Wel grote dienstbaarheid, veel gezond verstand en waardering voor de Afrikaanse vrouwen die er in hun levenscontext het beste van maakten. Toen ze al in de tachtig was moest ze terugkeren van ‘haar missie’ in Afrika omdat er geen andere kloosterzusters meer waren en zij daar niet als enige van haar Congregatie mocht blijven. Niet getreurd om het verleden; het grote internaat in Nijvel had een tekort aan jonge zusters en zo kreeg zij hier in België al snel een nieuwe verantwoordelijke functie.
Een andere zus van mijn vader kon dankzij de kloosterorde waartoe zij behoorde afstuderen als verpleegkundige en vroedvrouw. In Hasselt was zij directrice van het grote Provinciale Moederhuis. Zij was gekend als de rechterhand van de gynaecoloog en de man in kwestie vertrouwde bij moeilijk bevallingen meest van al op haar bekwaamheid. Ook zij liet zich niet knechten door de mannelijke autoriteiten in haar omgeving. Toen het Bisdom zich te veel bemoeide met haar vrijgevochten levensstijl – dat hoorde niet voor een vrouwelijke religieuze – trad ze uit het klooster. Als verpleegkundige vond ze snel nieuw werk in een Antwerps ziekenhuis. Ze trouwde met een weduwnaar op een leeftijd dat ze niet meer zwanger kon worden. In de wijde omgeving was ze gekend om haar generositeit en beschikbaarheid voor jong en oud.
En dan was er nog een andere zus van mijn vader die gestudeerd had voor onderwijzeres en die haar job wel opgegeven had om te trouwen. Zij had een gezin met vier jongens waarin ik als haar petekind en meisje bijzonder welkom was. Zo’n pientere, vitale, goed gezinde vrouw die op heel hoge leeftijd akkoord ging om naar het woonzorgcentrum te gaan omdat haar kinderen dan geruster waren. Met wijsheid en humor reflecteerde zij op hoe de ‘oudjes behandeld’ werden en wist zij met grote waardigheid – net zoals in haar huwelijk - haar eigenheid te behouden. Niet bepaald door haar omgeving, wel aangepast aan de situatie waarin zij in zekere zin onafhankelijk van anderen voor zichzelf uitmaakte wie zij ten diepste wou zijn: een liefdevol mens, krachtig en buigzaam.
Zo kom ik opnieuw terecht bij mijn ouders. Mijn vader Jozef Leijssen werd in het jaar 2000 geëerd als “Hamontenaar van de Eeuw” omwille van zijn vele verdiensten voor de lokale gemeenschap. In die erelijst van genomineerden op basis van stemming door de Hamontenaren kwam mijn tante Juffrouw Steensels op de tweede plaats. Wat mij betreft verdienden zij allebei die eretitel. Maar voor mij is de allergrootste verdienste van mijn vader dat hij in de laatste jaren van zijn huwelijk hun klassieke rolverdeling volledig omgekeerd heeft. Ik bewonder en waardeer hem meest van al voor hoe hij de zogenaamde vrouwentaken met grote klasse opgenomen heeft. Moeder die terminaal ziek was wou graag thuis blijven. Vader, een tachtiger, leerde koken en poetsen terwijl zij vanuit haar ligbed in de keuken hem in die vaardigheden wegwijs maakte. Er hoefde ook geen verpleegster aan huis te komen want hij waste en verzorgde zijn vrouw. Na haar dood vertrouwde hij mij toe dat die laatste zes maanden de allermooiste van hun 55 jarig huwelijksleven waren.
Internationale vrouwendag is een beweging die wat mij betreft haar werkelijke doel realiseert wanneer discriminerende hokjes ‘mannen-vrouwen’ met verschillende normen en wetten verdwijnen. De essentie is voor mij dat zogenaamde ‘vrouwelijke’ eigenschappen evenwaardig zijn aan wat ‘mannelijke’ kwaliteiten zouden zijn. Dat vele variëteiten op een gender continuüm mogen ontwikkelen overeenkomstig hun persoonlijke talenten en keuzes maken die best aansluiten bij een leven waarin zorg en respect voor alle betrokkenen ertoe bijdragen dat de hoogste vorm van liefde vorm krijgt in de wereld.
Personalia
Mia Leijssen is Professor Emeritus Psychologie en Psychotherapie KULeuven.
Gehuwd, moeder van twee kinderen en grootmoeder van vijf kleinkinderen.
Zij heeft een praktijk ‘Existentieel Welzijn’ in Keerbergen en online.
Zij is auteur van diverse boeken waaronder: Tijd voor de ziel (Lannoo, 2007), Leven vanuit Liefde. Een pad naar Existentieel Welzijn. (Lannoo, 2013), In Essentie. Zinbeleving in Verbinding. (Lannoo, 2025).
Mia.leijssen@kuleuven.be