Waarom moeten we waakzaam zijn..?
Hoe dikwijls horen we over dreiging van ruzie, geweld, oorlog...
“Jongeren hebben het meeste schrik voor oorlog en ruzie”, zo lees ik.
Het gebeurt in de grote wereld, maar evenzeer in ons eigen wereldje.
We zijn op onze hoede, worden gefilmd, gescreend..
en we leven in een tijd waar we angstig zijn op vele vlakken van het leven.
In onze dagen zijn we vooral alert voor de besmetting, de zorg om anderen niet te besmetten…
En mogen we nog mensen verwachten?
Maar wat kunnen wij doen op onze dagen, in onze tijd?
De grote verwachtingen zullen we uitspreken met Kerstmis en nieuwjaar.
We leven toe naar de Lieve Sint en wat er dit jaar nog te ‘wachten’ staat.
Gaan we naar skioorden?
Beleven we de Kerstdagen in stilte, in eenzaamheid in onze kamer in ons woonzorgcentrum, in onze bubbel?
Mensen zijn op weg naar een schuilplaats, een betaalbare woning...
Tijd maken voor mekaar en deze echte ontmoetingen op velerlei wijze.
We zijn daar heden heel creatief in.
We sturen kaartjes, telefoneren en skypen, we geven vlammetjes en vuurtjes door, zoals ‘De Warmste Week’ dit als van levensbelang voorstelt.
Waakzaam zijn…
Inderdaad in deze tijd van Advent en verwachten hebben we wel onze verwachtingen.
In de 1° lezing uit de profeet Jesaja op de 1° Adventszondag worden we geconfronteerd met het wanhopig verlangen van het joodse volk dat in Babylonië in ballingschap leeft om terug te keren naar hun land Israël.
Jesaja smeekt en bidt tot God om Zijn stilzwijgen te doorbreken. “Scheur de hemel open” (Rorate caeli de super). Met de zekerheid “De Heer laat zijn glorie ontluiken..”. (Jesaja 63, 16b-17. 19; 64, 3b-7).
Wat betekent dit in deze tijd waar massaal mensen in het buurland Oeganda hun land ontvluchten om aan de oorlog te ontkomen. Alles verliezen en hopen op de terugkeer.
Hoe is het om als bewoner van Nagorno-Karabach alles te verliezen, een huis wat je in 30 jaar hebt opgebouwd, en nu waakzaam een nieuwe toekomst verwachten.
In de tweede lezing spoort Paulus de Korintiërs en ook ons aan om te blijven uitzien naar Jezus Christus, de Komende. (1 Korintiërs 1,3-9)
In de evangelielezing worden wij aangemaand om waakzaam te zijn, want de Heer komt onverwachts. (Marcus 13,33-37)
Deze coronatijd kan wellicht leiden tot een goede oude gewoonte om een adventskrans te maken, alleen of samen en elke week een kaars aan te steken, vier weken lang en, zoals de actie ‘Welzijnszorg’ elk jaar vraagt, weer aandacht voor armen dicht bij ons.
Kunnen wij nog iets verwachten of hebben wij het opgegeven?
Wordt onze ‘angst’ omgezet naar ‘verwachting’?
Wordt ons ‘wantrouwen’ stilaan ook ‘vertrouwen’ (of anders gezegd: ‘geloven’)?
En nog een ander wachten, een verwachten?
Het ‘aan-komen’ van de Heer.
Niet zomaar gewoon vier weken en dan plots Kerstmis.
Nee, vier weken om na te gaan of ons hart zacht genoeg is om te dienen als wiegje voor het Kerstekind, om na te gaan of onze handen warm genoeg zijn om dat Kind liefdevol te koesteren.
Vier weken adventsverwachting en dan wordt Jezus geboren omdat we in ons hart opnieuw ruimte willen maken om de goede dromen terug te vinden, om de visioenen die we kapot hebben gemaakt weer tot leven te brengen.
Omdat we, daar waar wij anderen hun verlangen en hoop uit handen hebben geslagen, weer wegen van hoop mogelijk willen maken.
Omdat we alles wat de komst van de vrede en de gerechtigheid in de weg staat, willen opruimen,
Walbert, pastor
Advent: uitzien naar Hem
Leer ons als profeten, Heer, uitzien naar uw licht
en laat ons dan ook weten uw liefdevol bericht.
Laat ons de oproep horen van wie reeds toekomst ziet,
want wie zich hieraan storen, missen uw vredeslied.
Doe ons een weg bereiden die kronkelpaden weert,
laat ons het leven leiden dat Johannes de Doper leert.
Help ons de dalen vullen tot boven aan de rand
en wil U dan onthullen aan kleinen in het land.
Laat ons wachters wezen, niet ver van ’t heil vandaan
om tijdig zonder vrezen naar Jezus tot te gaan.
Leer ons stil verlangen zoals Maria deed
en zoeken vreugdezangen voor ‘t grote feest gereed.
Frans Weerts
Uit de ongelooflijke schat aan adventsgebeden putten we dit poëtisch gebed van Frans Weerts omdat het een samenvatting geeft van de belangrijkste adventsfiguren, Jesaja, Johannes en Maria, en het ook de vraag in zich draagt om in hun spoor te treden: mensen die het goede aankondigen, maar ook het onrecht durven aanklagen.
Ons persoonlijk perspectief in het licht: de Christus zelf. Naar Hem zien we uit. Niet zomaar: we zijn ons maar al te goed bewust van de duisternis in de wereld en in ons eigen hart. Advent is daarom ook een tijd van bekering om je innerlijke herberg klaar te maken om de Heer te ontvangen in plaats van Hem weg te sturen naar een stal in de vlakte.
Ook in onze tijd zijn er mensen met een visioen, mensen die een fijn aanvoelen hebben voor wat essentieel is in ons geloof. Beluisteren we hun stem, of laten we hen roepen in de woestijn, zoals Johannes de Doper destijds deed? Hoe kunnen we de dalen vullen zodat we de weg voorbereiden voor de geboorte van Christus bij en in ons?
Als je de zin leest ‘wil U dan onthullen aan kleinen in het land’ worden we midden in het concrete werken voor het welzijn (Welzijnszorg – Samen tegen Armoede) van de ‘kleinen’ geplaatst. Want Zijn komst is niet zomaar een intiem gebeuren tussen God en mij en uitzien naar een warm familiefeest: ze vraagt om aan gerechtigheid te werken, want juist die Jezus waar we zo naar uitkijken, wordt kwetsbaar als een kind geboren, niet als een koning op een troon. Hij zal zijn leven lang de zijde van de armsten, de zondaars, de uitgestotenen kiezen.
Wachters moeten we zijn: wachters van ons hart opdat het niet onverschillig wordt voor eenzaamheid, armoede, voor mensen die geïsoleerd worden en aan de zijlijn van het leven staan. Dan pas is ons stil verlangen naar Hem, het verlangen als dat van Maria, oprecht. Laten we dus de handen aan de ploeg slaan en ons gebed koppelen aan onze keuzen, aan ons doen en laten van elke dag! Elke week van de advent kun je één van de adventsfiguren meedragen in je gebed en in je inzet.