Eerste lezing uit de het boek Baruch
BARUCH 5, 1-9
Jeruzalem, leg uw kleed van rouw en ellende af
en bekleed u voor immer met de heerlijke schoonheid die van God komt.
Sla de mantel van Gods gerechtigheid om,
zet op uw hoofd de schitterende kroon van de Eeuwige.
Want God wil uw luister doen stralen overal op aarde.
Voor eeuwig geeft God u de naam:
'Vrede door gerechtigheid' en 'Heerlijkheid door vroomheid'.
Sta op, Jeruzalem, neem plaats op de hoogte en kijk uit naar het oosten.
Zie, uw kinderen zijn weer samengebracht, van zonsopgang tot zonsondergang,
op het woord van de Heilige.
Ze zijn blij nu God weer aan hen denkt.
Te voet gingen zij van u heen,
weggesleept door de vijand,
maar eervol brengt God hen terug,
gedragen als op een koningstroon.
Want God beval alle hoge bergen en eeuwige heuvels te slechten
en de dalen op te vullen,
zodat het hele land een effen vlakte wordt
en Israël veilig optrekt onder de heerlijkheid van God.
Ook de bossen en alle geurige bomen
geven schaduw aan Israël op Gods bevel.
Ja, God brengt Israël in vreugde thuis.
Hij omhult het met het licht van zijn heerlijkheid;
met zijn barmhartigheid zal Hij hen omgeven
en met de gerechtigheid die van Hem komt.
Tweede lezing uit de brief van Paulus aan de christenen in Filippi
FILIPPENZEN 1, 3-6.8-11
Broeders en zusters,
Ik dank mijn God telkens als ik aan u denk,
altijd, bij al mijn gebeden voor u allen.
En ik verricht mijn gebed met blijdschap,
omdat u van de eerste dag tot nu toe
uw aandeel hebt gehad in de prediking van het evangelie.
Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is,
het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus.
God weet hoe vurig ik naar u allen verlang,
met de innigheid van Christus Jezus zelf.
En dit is mijn gebed:
dat uw liefde steeds rijker mag worden
aan inzicht en fijngevoeligheid
om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt.
Dan zult u op de dag van Christus
ongerept en onberispelijk zijn,
vervuld van de vrucht van de gerechtigheid
die komt van Jezus Christus, tot eer en lof van God.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
LUCAS 3, 1-6
Het gebeurde
in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tibérius:
Pontius Pilatus was landvoogd van Judea;
Herodes gouverneur van Galilea;
zijn broer Filippus gouverneur van het gewest Ituréa en Trachanitis
en Lysanias gouverneur van Abiléne;
Annas en Kajafas bekleedden het hogepriesterschap.
Toen kwam het woord van God in de woestijn over Johannes,
de zoon van Zacharias.
Hij begon op te treden in heel de Jordaanstreek
en een doopsel van bekering te preken
met het oog op de vergeving van de zonden,
Zo immers staat het geschreven in het boek
met de woorden van de profeet Jesaja:
'Stem van iemand die roept in de woestijn:
Bereid de weg van de Heer,
maak zijn paden recht!
Elk dal moet gevuld worden,
elke berg of heuvel geslecht;
de kronkelpaden moeten recht,
de ruwe wegen effen gemaakt.
En heel de mensheid zal Gods redding zien.'
Inkeren, omkeren en zich toekeren
De advent helpt ons om ons voor te bereiden op de komst van Jezus. We worden uit de sleur van het alledaagse weggehaald, ook in de liturgie. De kleuren zijn anders, we halen de adventskrans boven om duidelijk te maken dat we week na week toegroeien naar het Licht. Het is vroeg donker, en dat kan ons helpen om wat meer naar onze binnenkant te kijken: Hoe staat het met mij? Waar ben ik mee bezig? Ben ik goed bezig? Kan ik vertragen? In de tweede lezing van deze zondag staat een mooie zin die in dit verband goed past: 'Moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt.' De advent is inderdaad een bevoorrechte tijd voor een onderscheidingsproces. Het evangelie heeft daar een eigen woord voor: bekering.
We moeten het woord 'bekering' op maat van ons eigen leven krijgen. Het heeft te maken met inkeer: stil kunnen vallen, tijd nemen voor gebed en reflectie. Maar het heeft ook te maken met ommekeer: anders gaan denken, vastgeroeste gedachten en denkpatronen over onszelf en over de wereld loslaten. En het heeft ook te maken met toekering: ons keren naar het Licht dat met een steeds grotere intensiteit begint te stralen, open staan voor GOD die met ons een nieuw begin wil maken, en dus ook openstaan voor de komst van Jezus in ons leven.
De lezingen van deze tweede adventszondag laten een warme ondertoon horen: de tijd van het rouwen en van het opgeslokt worden door negativiteit en miserie is voorbij. De eerste lezing uit Baruch vraagt dat we ons even verplaatsen naar de heilige stad en ons identificeren met Jeruzalem, stad van vrede, maar helaas o zo vaak stad van wrevel. Er klinkt een stem die de heilige stad toespreekt: 'Houd op met navelstaren en kijk! Sta op en laat je troosten door het visioen.' Dat visioen heeft te maken met GOD die iets nieuws met ons wil beginnen. Hij wil ons zijn vrede schenken, en vrede heeft in de Bijbel altijd te maken met een proces van genezing en heling. En Hij wil ons zijn gerechtigheid schenken: als we GOD God laten zijn, en ons richten naar zijn Aanwezigheid, dan zal ons leven ook deel krijgen aan zijn gerechtigheid.
Wat is het visioen dat Jeruzalem ziet? Alles wat verdeeld was en hopeloos op zichzelf aangewezen, komt weer samen. Mensen verlaten het land van angst en vervreemding, en herkennen elkaar weer als tochtgenoten. En we horen hoe Baruch de profeet Jesaja nazegt: alles wat ons hindert in onze toekeer naar GOD, moeten we opruimen. 'Heuvels slechten en dalen vullen' heet dat in Bijbelse taal. En als we ons zo toekeren, zullen we niet alleen Gods gerechtigheid, maar ook zijn barmhartigheid ondervinden.
In de evangelielezing krijgt dat visioen opeens heel concrete contouren. Want de bekering waarover de teksten spreken, heeft te maken met de concrete omstandigheden van het moment. Dat zijn onder meer de sociale en politieke omstandigheden van de wereld waarin we leven. Lucas beschrijft het gebied waar Jezus later zal optreden: het gebied dat onder gezag staat van de Romeinse keizer Tiberius en onder het bestuur van vier mandatarissen: Pilatus, Herodes, Filippus en Lysanias. In die tijd gebeurde het dat 'het woord van GOD over Johannes kwam, in de woestijn.' De politieke situering roept onvrijheid en tirannie voor ogen: het volkje Israël kan niet bestuurd worden door zijn eigen mensen. Juist in die situatie roept Johannes op tot bekering, de drievoudige bekering van 'inkeer, ommekeer en toekering'. Het is alsof we hem horen roepen: 'Staar je niet blind op wat is, maar kijk naar wat komen kan.' En ook hier horen we dezelfde woorden uit het Troostboek van Jesaja: slecht de bergen en heuvels, maak de kronkelpaden uit je leven recht. Want er is redding op komst, en héél de mensheid zal het zien.
Zo vragen de teksten van deze zondag dat we de tijd van de advent goed zouden gebruiken. Het is een tijd van genade. We worden uitgenodigd voor een feest. Dat feest begint nu reeds: met onze bereidheid om stil te vallen, de bereidheid om vastgelopen situaties en oude conflicten los te laten, de bereidheid om ons eigen leven niet af te schrijven. Want het goede nieuws is dat GOD deze wereld en ons leven niet heeft afgeschreven. Hij heeft voor ons iets in petto. Met de woorden van Baruch: 'Sta op en bekleed je met Gods heerlijke schoonheid.' Laat deze gunstige tijd je niet vergeefs geschonken zijn.
Jean Bastiaens
Bron: C-cyclus tweede zondag van de advent | Kerknet