Johannes De Doper kiest radicaal voor een nieuw en ander leven. Hij
trekt de woestijn van Judea binnen, nabij de Jordaan. Ook aardrijkskundig daalt hij dus af, zowat een kilometer van de heuvels in en rond Jeruzalem naar het diepste punt van de aarde, naar Jericho. Hij draagt een kleed van kameelhaar en een gordel om de lenden, net als Elia, de grote profeet. Hij eet sprinkhanen en wilde honing. In de woestijn legt hij al het overbodige af om zich te kunnen concentreren op het meest wezenlijke. Want hij weet dat Jezus komt en dat op die manier het Rijk der Hemelen nabij is. In zijn ogen is dat zo belangrijk, dat hij iedereen die het maar wil horen, oproept zich te bekeren tot dat Rijk.
Maar hij gaat verder in de nederigheid. Hij verwijst naar een ander, hij wijst van zich af, hij is een heenwijzing naar de Heer, die na Hem komt en zoveel groter en sterker is. Zelfs het schoeisel zal hij niet
bij de Heer brengen. Zelfs voor die bijzonder nederige taak vindt hij zichzelf te klein. Doopt hij zelf met water, het doopsel van de Heer zal veel groter zijn, veel belangrijker. Want Hij doopt met de heilige Geest
en vuur, een duidelijke verwijzing naar Pinksteren. Toch belet zijn nederigheid Johannes niet duidelijke taal te spreken om mensen, ook hooggeplaatsten, te doorzien en hun een spiegel
voor te houden. Iedereen moet goede vruchten voortbrengen in overeenstemming met het nieuwe Rijk, het Rijk der hemelen dat nu al begonnen is. Dat is zo ernstig dat hij er apocalyptische beelden voor gebruikt van het verbranden der bomen zonder vruchten en het kaf. Het herinnert ons eraan dat Kerstmis vieren betekent dat we Jezus verwelkomen, vol vreugde zelfs, maar dat we ook leven volgens zijn inspiratie en ethiek.
TWEEDE ZONDAG VAN DE ADVENT
Zondagsgebed
Leven, een uniek geschenk. Mogen leven, een uniek wonder.
Leven, elke morgen geboren worden, elke avond even sterven.
Leven, altijd verder gaan op bekende en onbekende wegen.
Leven, heimwee hebben naar wat voorbij is en dromen van wat nog komen zal.
Leven, vandaag want gisteren is voorbij en morgen moet nog geboren worden.
Leven, hier en nu en weten dat elk nu-moment heilig is.
Lieve God, dankjewel voor zoveel dagen die ik van U krijgen mocht.
Lambert Vanherk, priester