HET LEVEN VAN SINT-ANTONIUS ABT:
Antonius wordt rond 252 in Koma (Midden-Egypte) geboren en stamt uit een rijke christelijke familie. Op twintigjarige leeftijd wordt hij wees. Hij neemt het beheer van de familiegoederen over en voedt zijn jongere zus op. Nadat hij het evangelie van de rijke jongeling (Mt. 19, 16-22) heeft gehoord, schenkt hij al zijn bezittingen aan zijn zus en aan de armen en begint een ascetisch leven. Hij trekt zich in alle eenzaamheid terug: eerst in een hut in de omgeving van zijn dorp, dan op een oude Egyptische begraafplaats, waar hij twintig jaar lang alleen leeft. Hij draagt een kleed van geitenhaar met een ruwe gordel en leeft van brood en water. Later trekt hij nog dieper de woestijn in, samen met mannen en vrouwen die hem willen volgen. In 311 verlaat hij eventjes de woestijn om in Alexandrië vervolgde christenen bij te staan. Antonius wordt op eigen verzoek in een onbekend graf begraven (356) om te voorkomen dat zijn graf een plaats van verering zou worden.
Al in zijn jeugd toont Antonius een grote voorliefde voor de eenzaamheid. Hij wil in volledige afzondering een ascetisch leven leiden. In de woestijn vind je geen vriend of gesprekspartner. Je laat al je zekerheden vallen, doet afstand van het noodzakelijkste. Je wilt geconfronteerd worden met je eigen ik. Je vindt alleen de eigen ziel met haar verlangens, visioenen en angsten. In het Antoniusverhaal staan de varkens voor de verleidingen van de duivel, die hem van het goede pad wil brengen. Het zijn symbolen voor angsten en trauma's waarmee de kluizenaar het gevecht moet leveren. Ze tonen aan dat elke mens zondaar is en blootgesteld aan verleidingen die de goede kern in de mens willen aantasten of vernietigen. Antonius bewijst dat het mogelijk is om ondanks die beproevingen op de goede weg te blijven.
Antonius zwijgt en bidt. Voor hem betekent bidden naar God luisteren. In zijn nabijheid vertoeven om zich uiteindelijk te laten veranderen. Een essentiële beweegreden voor het ascetisch leven bestaat in de opvatting dat het leven in deze wereld slechts een doorgangsstadium is. Het bereidt ons voor op het eeuwig leven. Als je naar de hemel kijkt, wordt de wereld heel klein. Als je afstand doet van huis en bezit, kun je naar het tijdloze, het onvergankelijke, het eeuwige kijken.