Esen bezit sedert 1643 een kapel aan het kruispunt Kapelhoekstraat, vroeger Herrewynstraat, en de weg naar Diksmuide. In die tijd was de streek onder de voet gelopen door godsdienstoorlogen. Tevens was de streek sterk gereformeerd. De devotie tot O.L.V. was dan eerder taboe. Gezien in Esen al langer een bepaalde devotie was voor O.L.V. kan men een legende verzonnen hebben maar kan de legende ook als waarheid worden gehouden. De legende vertelt dat in 1570 in een tronk van een machtige eikenboom, staande ongeveer halfweg Esen en Diksmuide, een klein beeldje van O.L.V. met het kindje Jezus gevonden werd. Het beeldje was ongeveer 10 cm groot, tamelijk zwaar en wit van kleur. Het beeldje zelf werd er tentoongesteld om de godsvrucht van de gelovigen op te wekken. Het lokte van heinde en verre talrijke bedevaarders aan. Aan het beeldje werden wonderbare genezingen toegeschreven. Dit had tot gevolg dat er een ware toeloop was naar dit nieuwe bedevaartsoord. Tot driemaal toe probeerde men het beeldje in de kerk van Esen onder te brengen, maar iedere keer verdween het beeldje uit de kerk en vond men het terug op zijn plaats in de eikenboom. Uit die toestand werd er dan ook maar besloten een kapel te bouwen.
Historiek en opbouw van de kapel:
Pastoor Engelbertus van der Cruysse deed in 1643, met goedkeuring van de bisschop van Ieper, de werken starten. De vele oorlogen met Frankrijk waren er de oorzaak van dat de geplande werken niet opschoten. De eerste steen kon dan ook maar gelegd worden op 6 augustus 1651 en het werk werd onder het bestuur van pastoor Nicolas Meulendyck beëindigd in 1664. Pastoor Meulendycke had er 3.000 gulden aan besteed. In een rekening van 1664 - 1665 lezen wij: “betaald aan Van de Kerckhove 't calseyderecht voor de waeghens die de materialen haelden tot het bouwen van de capelle van O.-L.-Vrouwe Visitatie.” Het magistraat van 't Brugse Vrije en het Kapittel van Sint Donaas gaven elk een venster, waarin hun wapen was verwerkt.
De toeloop tot de geheiligde plaats vermeerderde gedurig met troostzoekenden voor het beeldje van O.L.V.. Een broederschap werd opgericht en door paus Clemens XI in 1719 goedgekeurd en met zowel volle als gedeeltelijke aflaten verrijkt. Tevens was er een pauselijke bul (open brief, gezegende oorkonde) met een noveen die ieder jaar startte op 2 juli. Er werd gezegd dat deze noveen een bijzondere toeloop kende en de plaatselijke brouwer en het kleine souvenierwinkeltje goede zaken deden.
De kapel overleefde de woelige 18de en 19de eeuw:
De Franse revolutie op het einde van de 18de eeuw deed de kapel echter voor onbepaalde tijd sluiten. De kapel werd openbaar verkocht en Pieter Goddyn, die de plaatselijke herberg uitbaatte, kocht ze op voor 25.000 BEF. Pieter Goddyn hield de kapel ongeschonden, hoewel hij ze gebruikte. Hij kon ze na de Franse revolutie terug in bruikleen geven aan het Esens kerkbestuur. In 1826 werd ze onder het Hollands bewind echter weer gesloten. De erediensten werden er toen gehouden op de dorpel voor de gesloten deur. In 1830 ging ze bij de onafhankelijkheid van België terug open. Op 2 oktober 1863 werd de kapel door de eigenaars, nog altijd nakomelingen van Pieter Goddyn, terug eigendom van de kerkfabriek van Esen door een schenking. Uit opsporingen door Guido Matten in 1993 blijkt uit gegevens die berusten in de bibliotheek van het Bisdom Brugge dat de kapel niet terug gekocht werd door het kerkbestuur van Esen maar door een akte is geschonken aan het kerkbestuur. Dit is officieel een verkoop of overdracht zonder geld.
De kapel voor WO I:
In het westen was de hoofdingang. Er was ook een kleine ingang in het zuiden. Het achterste deel was afgesloten op 2 à 3m met een eiken afsluiting van kolommen, die een deel van het dokzaal steunden. In het midden van de balustrade was de voorzijde van een klein orgel ingewerkt, die bestond uit een vijftal speelfluiten. De blaasbalg stond onderaan in de orgelkast. De plechtigheden kenden in de kapel hun hoogtepunt met het feest van O.L.V. Bezoeking op 2 juli. Met een noveen werd dat feest gevierd. Iedere dag was de kapel volzet en gedurende de twee of drie missen stond er nog volk buiten.
Het kleine Mariabeeldje was versierd met een prachtig blauw kleedje, diamanten corbellen, borstkruisen en een gouden ketting. Een zilveren kroontje op het hoofd van de Lieve Vrouwe en haar kindje maakte het uitzicht nog statiger. Het beeldje stond min of meer in een gebeeldhouwde boom. Het altaar in barokstijl met vier hoge kolommen en bovenaan stond een stralende ster. In de noordermuur tegen het altaar zat een venster waarin een klein gekleurd raam stak, die de Boodschap voorstelde. Aan de noordzijmuur hing er een schilderij op doek. De schenkster was juffrouw Anne Galle, wiens portret weergegeven was in de personage die de H. Maagd voorstelde. Aan de zelfde zijmuur hing nog een schilderij van 1,2m op 0,8m, die de H. Maagd van Murelli voorstelde. Aan de balustrade van de hoogzaal hing een klein doek die een woeste zee met zeilschip verbeelde, bedreigd door geweldige golven. In de linkerbovenhoek kon je de verschijnende Maagd zien. In de volksmond was dit een gift van een zeevaarder geweest in gevaar, die gered werd, en de eerste klok hoorde luiden in Esen. Boven de communiebank hing een scheepje in miniatuur met de naam van de schenker Hr. Bonvarlet in 1821.
In de voorgevel waren drie nissen ingebouwd, waarin in ieder een heiligenbeeld stond van ongeveer één meter hoog. De ene stelde Sint-Pieter met zijn Kruis en de andere Sint-Paulus voor. Uit overlevering zouden deze beelden per ossenwagen door de paters Trappisten van Sint-Sixus uit West-Vleteren werden aangebracht. In de bovenste nis stond het beeld van O.L.Vrouw.
De kapel tijdens de wereldoorlogen en de heropbouw na WO I:
In 1914 werd de kapel een dag gebruikt als hoofdkwartier van de Franse Admiraal Ronarch. Ook het Belgische hoofdkwartier was er een dag in gevestigd onder majoor Scheers. In de zware dagen in oktober 1914 werden nabij deze kapel 11 Esenaars gedood op een wagen door de Duitsers. Getuigen die de streek bezochten, zoals een wapenbroeder van Peter Kolwitz, bevestigde dat het rond deze kapel was dat de zoon van de Berlijnse kunstenares Käthe Kolwitz sneuvelde. Het oorlogsgeweld van ‘14–‘18 vernielde de kapel volledig.
Een vonnis van 12 november 1923, door toedoen van toenmalige staatsminister Vandevyvere, stond aan de kerkfabriek een bedrag toe van 51.610 BEF als schadevergoeding. De kapel werd met de goedkeuring van bisschop Waffelaer herbouwd en de diensten in deze kapel hervatten op 2 juli 1925 met het feest van O.L.V. Bezoekinge. De kapel kan hoe dan ook slechts 100 personen een plaats bieden. De herbouw van de kapel werd aanbesteed in 1925 en uitgevoerd door Pamphiel Vandorpe, aannemer te Esen. De wederopbouw werd uitgevoerd in de oorspronkelijke vorm, volgens de plannen opgemaakt door bouwmeester Thierry Denolf uit Torhout in opdracht van de kerkfabriek Sint-Pieter Esen. Alleen is het dokzaal er nooit terug gekomen en het barokke altaar werd ook niet heringericht. Op de eerste zondag van juli 1929 werd om 17u plechtig lof gezongen in de kapel. Bij koninklijk besluit van 14 september 1992 werd de kapel, op vraag van de kerkfabriek, als anexe van de Sint-Pieterskerk van Esen erkend.
Het origineel O.L.V. beeldje was echter verdwenen of verwoest na WOI. Fredrick Loncke, orgelbouwer uit Esen, schreef in Frankrijk een gebed tot O.L.V. ter Hulpe toen hij de moeilijke tijden tijdens WO II meemaakte. Met dit gebed zou hij aan O.L.V. ter Hulpe beloofd hebben na de oorlog en bij veilige terugkeer in Esen de kapel te helpen heropbouwen. Hij maakte in ieder geval een kopij van het verdwenen beeldje en zorgde tevens voor een nieuw harmonium.
In 1993 werd een groter beeld vooraan geplaatst. Het gaat om een beeld geschonken door de weduwe Braem-Tuytten uit Esen. De omlijstingen van beide Mariabeelden zijn van de hand van een werknemer van de firma Loncke uit Zarren. De kopij van het verdwenen beeldje werd acheraan geplaatst boven de inkomdeur.
De lambrisering in de kapel was niet oorspronkelijk bedoeld voor de kapel maar voor de hernieuwing in de St.-Pieterskerk. Pastoor Claeys van toen was iets te vlug geweest gezien de kerk in 1965 volledig werd gerestaureerd en de lambrisering tot niets meer diende. Ze is gemaakt door Roger Vanoverschelde, een plaatselijke meubelmaker. Gezien de kapel best een beurt kon gebruiken werd de lambrisering dan maar in 1986 daar aangebracht. De vroegere volledige “Wees Gegroet” die op de muren rondom de kapel was aangebracht, verdween hierdoor.
Ook de vele krukken en dankspreuken die aan de muren werden opgehangen door gelovigen, die op een of andere wijze door O.L.V. ter Hulpe werden verhoord en verholpen, zijn verdwenen.
Terug naar de oorspronkelijke kapel:
In de periode 2007-2009 werd onder de bezielende leiding van Vincent Cauwelier uit Esen een vzw opgericht om de kapel volledig te vernieuwen en restaureren naar de bouwstijl van voor de Eerste Wereldoorlog. Zo kwam het doksaal met orgeltje terug. Ook de beelden in de nissen buiten, het barokken altaar met de 4 opgaande zuilen en het 'Wees gegroet' rondom de muren zijn door deze restauratie terug. Een nieuwe vloer, enkele prachtige muurschilderijen, glazen portaaldeuren, ... geven de kapel tevens een fris en hedendaagse look. Al deze werken werden gefinancierd met giften. Op vrijdag 3 juli 2009 werd de opening van de gerestaureerde kapel gevierd met een feestelijk buffet in salons Saint-Germain in Diksmuide.