Op zaterdag 9 december wandelden de kandidaat-vormelingen van alle kerkplekken van Sint-Martinus en Sint-Gudula, vergezeld van hun ouders, mee op de ‘lampionnentocht’ van het centrum van de stad naar de kerk van Mijlbeek. Met meer dan 300 waren ze, zo werd nadien meegedeeld. Bij het vertrek was er een kort catechesemomentje, en eenmaal aangekomen in Mijlbeek werd er afgesloten met een adventsviering.
Ik moet toegeven dat ik, toen ik er voor het eerst over hoorde, even de wenkbrauwen heb gefronst. Wat beoogde men met dit initiatief? Wou men ‘gezien’ worden? En is het in deze tijden niet eerder gewenst om zich, na al de negatieve berichtgeving over de kerk, wat bescheidener op te stellen? Is dit geen kerk die eventjes van de opportuniteit van de vormselcatechese gebruik maakt om de mensen in te schakelen in haar eigen verhaal, eerder dan een dienende kerk?
Tot ik in de huiskerkgemeenschap waar ik deel van uitmaak, van een catechiste het waargebeurde verhaal hoorde van het zwarte lammetje. In één van de catechesegroepen was er een meisje dat in de eerste samenkomsten van de vormselcatechese behoorlijk nors was, alsof het haar allemaal niet zoveel zei. Tot een catechiste haar op een bepaald ogenblik toch vriendelijk vroeg wat er scheelde. Het meisje vertelde toen het verhaal van haar broer, die door een speling van het lot van bij de geboorte een beperking heeft. Ik vermoed dat ze dit moeilijk kon rijmen met het geloof in een goede God, en haar norsheid daaruit voortvloeide. De catechiste heeft haar toen blijkbaar het verhaal van het zwarte lammetje verteld. De meeste schapen zijn wit, maar af en toe wordt er ook een zwart lammetje geboren. Niemand heeft daar schuld aan. En minstens even belangrijk: dat zwart lammetje is even mooi als de andere lammetjes, en het hoort er evenveel bij. Dit deed het hem blijkbaar bij het meisje. Haar norsheid verdween en vanaf dat moment kwam ze graag naar de catechese.
Ook mijn overkritische zin smolt weg. Ik dacht: ‘misschien kunnen we de lampionnentocht even vanuit dit verhaal bekijken’. Als de catechese het bijbelse visioen van gerechtigheid en vrede hooghoudt, als het liefdevolle verhaal tussen God en mens er centraal staat, als ze de kinderen kan laten proeven van een ‘andere’, door God gedroomde wereld, een wereld van inclusie bijvoorbeeld, waarbij de ‘andere’, ook al heeft deze een andere kleur, even belangrijk is, is dat dan geen ‘licht in de duisternis’? Want ook in een stad als Aalst groeit in dat verband de duisternis. Laten we het visioen dus maar levendig houden, en tonen, want zonder visioen verwildert het volk. Alleen al daarom lijkt het me geen goed idee om de godsdienstbeleving ongenuanceerd te verwijzen naar de privésfeer, zoals sommige politici graag zouden hebben. Met dat verhaal mogen we in alle bescheidenheid naar buiten komen, de straat op, want het is een dienst van de kerk aan mens en wereld, en niet omgekeerd.
De lichtjes van de vormelingen kregen voor mij plots een diepere betekenis, en kondigden in de straten van Aalst Kerstmis aan: ‘Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen’ (Joh 1,5).
Danny Baeyens
reageren kan via danny.baeyens@telenet.be