Er was eens een kerstverhaal … dat niet meer werd doorverteld. Dat kan wat gek klinken want de enige bestaansreden van verhalen is dat ze verteld worden, doorverteld van generatie op generatie en beluisterd door groten en kleinen. Wanneer ze niet meer verteld worden betekent dat de doodsteek voor verhalen. Zo ook voor het kerstverhaal.
Het was nochtans goed begonnen. Jaren, ja, zelfs eeuwen geleden was de verwachting van en de zoektocht naar God iets wat mensen bezighield en geweldig fascineerde. Sommigen waren daar een leven lang mee zoet, zochten en vonden antwoorden, bleven er hun hoofd over breken of op hun honger zitten. Anderen voelden en luisterden naar wat hun hart hen ingaf en straalden hoop en vrede uit. Het kerstverhaal was nochtans een sober, gewoon, menselijk verhaal. Iedereen had het kunnen verzinnen. En toch had het iets wonderlijk dat van ergens anders, ‘van heinde en ver’ leek te komen.
En omdat mensen niet leven van woorden alleen, kwamen er beelden aan te pas: een stal, een os en een ezel, herders met schapen, drie koningen, engelen, een eenvoudige, lieve moederfiguur, een zorgzaam, vaderlijk iemand en een kindje in een kribbe. Onschuldiger kan haast niet. De ster speelde een belangrijke rol in het verhaal … iets of iemand moet toch de weg wijzen en de lichtende lamp voor de voet zijn. En daarom mocht ze ook niet ontbreken. Traditiegetrouw kreeg zo’n stalletje een plaats onder de kerstboom. Later kwamen daar lichtjes bij, kerstballen, slingers, cadeautjes, een kerstkalkoen, een heus diner, feest- en verlofdagen en reclamefolders die het kerstverhaal steeds luider overschreeuwden. Ook de kerstbomen werden alsmaar groter en meer overladen, ze overschaduwden de stal die niet veel plaats en niet veel meer te zeggen had. Hier en daar werd er nog wel getimmerd en voor beelden gezorgd, maar het verhaal verdween hoe langer hoe meer tussen de plooien.
Zelfs de kerstliederen veranderden van melodie en inhoud. ‘Stille nacht’ bracht de mensen niet meer tot stilte of ontroering. Velen waren daarbij vergeten hoe stil de nacht kan zijn, of herkenden die niet, gewend als ze waren aan lawaai of geruis, aan de koptelefoon op hun hoofd of de oortjes die hen voortdurend van dichtbij iets influisterden of van antwoord dienden. Maar die hen ook blind en doof maakten voor vragen van ver of van dieper. Het ‘heilige’ van een nacht leek ook een moeilijke … zo hemels zweverig, zo onwetenschappelijk raadselachtig. Bij een ‘White Christmas’ met ‘Jingle bells’ kon men zich nog iets voorstellen, hoewel de sneeuw mettertijd meer vertraging opliep en soms al eens een jaar oversloeg.
De tijden veranderen natuurlijk én de beeldspraak én de mensen. Dingen verdwijnen gaandeweg, zelfs tradities of – haast ongemerkt – de stal. En daarmee ook het Kerstverhaal. Het kind met het badwater weggooien is altijd een spijtige zaak en ook een kerstkindje is te klein en te onzichtbaar om daartegen te protesteren. Ondanks het ont’kerst’enen bleven de kerstbomen overeind. Mensen willen Kerstmis niet zomaar loslaten, niet radicaal opgeven, maar hoe pronkeriger en voller die kerstbomen, hoe leger dat plekje waar ooit … de stal stond en de ster bleef stilstaan. Het leven gaat intussen door en alsmaar minder mensen lagen wakker van een stal die ontbreekt en het verhaal dat er bij hoort. Wat je niet kent, kan je natuurlijk ook niet missen. En zo werd het Kerstverhaal jaar na jaar minder doorverteld en uiteindelijk doodgezwegen.
Tot de winter weer zijn opwachting maakte en de bomen hun bladeren verloren. Tot ineens een pandemie over het land trok, neen, over de hele wereld … Een vreemd, nieuw en levensbedreigend virus joeg mensen hun huis – als ze dat al hadden – in, en de restaurants of ontmoetingsplaatsen uit. Gedaan met zorgeloos samenzijn, met feesten, heen en weer reizen, toeristische vakanties of vlug eens overvliegen. Gedaan met verrassende of zorgvuldig geplande en lang verwachte bezoekjes. Gedaan met knuffelen, met warmte, troost, steun en nabijheid zoeken bij elkaar. Wel tijd om uit te zieken, tot stilstand te komen, na te denken en vragen te stellen …
Misschien hebben we ons compleet vergist, hebben we onszelf tot koning gekroond, tot heersers der aarde.
Misschien hebben we de ster uit het oog verloren en de verkeerde afslag genomen.
Misschien zijn we het noorden, maar ook het westen, het zuiden en het oosten kwijt en denken we het beter te weten dan wijzen, wetenschappers, zieners.
Misschien kunnen we niet meer luisteren naar wat kinderen ons te zeggen hebben.
Misschien zijn we onzeker geworden over de rol van ouders en missen we het geduld en de zorg van herders voor hun schapen.
Misschien vergapen we ons aan klatergoud en vergeten we de waarde en de namen van echte geschenken. Mirre, wierook, goud …
Wie weet herkennen we de engelen (van mensen) niet meer als ze opduiken in ons leven.
Misschien negeren we het belang van een os en een ezel, van wie op de achtergrond staan.
Waarschijnlijk doen we de waarheid geweld door fake news, door te veel, te gehaast, te luid, te ongenuanceerd…
Misschien sleuren we de schepping mee in onze ratrace …
“O my God” horen we vaak verzuchten, maar zouden we die laatste niet te hulp moeten snellen?
En daar zitten we dan, opnieuw binnenshuis, tijdens de koude, donkere dagen. En ook of juist diegenen die er warmpjes inzitten, missen de warmte, het perspectief, de droom en de hoop van het kerstverhaal. Van die wonderlijke vertelling die ons raakt en verrast, die ons op weg zet en ook verbindt. Het lijkt erop dat we in een soort escape-room zijn beland, om eruit te geraken hebben we een code nodig. Samen zoeken leidt ongetwijfeld tot nieuwe oplossingen of tot oude, gekende antwoorden. Om uit de pandemie te geraken hebben we ook zo’n code nodig: s-o-l-i-d-a-r-i-t-e-i-t. De sleutel daarvoor is niet eens ver weg. Kijk maar eens in de kast, in de garage, op zolder. Misschien toch maar weer die beeldjes van stal halen, vanonder het stof … En ze uitstallen, één voor één, voorzichtig, terwijl we neuriën: ‘de herdertjes lagen bij nachte’ of ‘er is een kindeke geboren’ ... Een geheugensteuntje kan nooit kwaad. Vermoedelijk komen we dan weer uit bij een oud en inspirerend verhaal. En een goed verhaal doet altijd iets met ons, met ons hoofd en met ons hart. Dat is niet anders met het kerstverhaal. Misschien, heel misschien eindigt het met:
… de ster stond weer hoog aan de hemel, ging voor mensen uit, tot ze bleef stilstaan boven de plaats waar het kind was. Mensen werden vervuld van vreugde, er ging hen een licht op, terwijl tegelijkertijd het mysterie en een diepe stilte over hen neerdaalde. Ze beseften dat een wonder altijd groter is dan wat we willen beheersen en doorgronden. En dat wie kwetsbaar en klein lijkt, voorbestemd is tot grootse dingen. Het kleinste lammetje in de buurt van de stal voelde zich daardoor gesterkt. Uit hun voegen gebarsten kerstbomen stelden zich bescheidener op, trokken hun groene takken wat in. En ook het varkentje met de lange snuit vond dat het einde. Het einde van een verhaal dat werd doorverteld van generatie op generatie. En zo leefde God nog lang en gelukkig!
Hilde Van Parys