Als je iemand verwacht die je dierbaar is, blijf je heel de tijd hoopvol op de uitkijk tot hij of zij er is. In deze adventstijd vraagt ook de liturgie ons te groeien naar een levenshouding van hoopvol op de uitkijk staan. Bij de profeet Baruch (eerste lezing, Baruch 5,1-9) klinkt het dat Jeruzalem op de hoogte moet gaan staan om uit te kijken naar zijn kinderen die in gevangenschap weggevoerd zijn geworden. In het evangelie (Lucas 3,1-6) vraagt Johannes de Doper ons op de uitkijk te staan om Gods redding te verwachten.
Kunnen wij ons herkennen in die houding van op de uitkijk staan zoals de Bijbel ons daartoe oproept? Wat wij verwachten, willen wij graag snel ingelost en vervuld zien. Vandaag een pakje besteld, en morgen al geleverd. Wij kijken er zelfs niet meer echt naar uit, het pakje wordt toch zo aan de deur afgezet. En bevalt het ons niet, geen nood, dan sturen we het terug. Als alles voor ons instant verkrijgbaar en binnen handbereik is, dan is het moeilijk om uit te kijken zoals de Bijbel dat bedoelt.
Levenslange speurtocht
God is immers niet zomaar op vraag leverbaar. God is geen pakje dat netjes aan de deur afgeleverd wordt. God zoeken is een levenslange speurtocht. En soms dan Hem nog niet vinden. Kijk er toch maar naar uit, willen de lezingen ons zondag voorhouden. Meer dan wijzelf zoeken naar God, zoekt Hij naar ons. Meer dan wij uitkijken naar hem, kijkt Hij uit naar ons. Zoals het verteld wordt in de parabel over de vader die zonder ophouden uitkeek naar de zoon die van huis weggelopen was om elders zijn geluk te beproeven. Onophoudelijk kijkt God naar ons uit. En wij op onze beurt mogen uitkijken naar hem. Dat verlangen heeft Hij ons in het hart gelegd. Zelfs de grootste Godsloochenaar kan niet zwijgen over God, al is het ook om Hem te ontkennen. Maar God, Hij laat ons niet los. Liefelijk lonkt mij zijn wenkende stem, zingen we soms in een lied, tevens een psalmgebed.
Ruimte scheppen voor God
De Advent wil ons aanmoedigen in die houding van uitkijken naar Hem die zelf altijd naar ons uitkijkt. Ook al lijkt Hij ver weg en afwezig. Maar de barrières liggen soms ook in onszelf. Johannes de Doper drukt het zo uit: je zult in je leven diepe dalen moeten effenen en kronkelwegen rechttrekken om Hem te ontmoeten die naar ons toe wil komen. De ruimte die God toelaat om naar ons te komen, moeten we zelf scheppen. Net zoals je tijd en ruimte vrijmaakt voor iemand naar wie je hoopvol uitkijkt. Het is een hunkering, een sterk verlangen. Zoals een wachter uitkijkt naar de morgen.
(jh)