Toen Corona in 2020 tot het stilleggen van samenkomsten in groep leidde, hadden Geert Willems en Rudy Janbroers bij De Loodsen in Antwerpen al enkele samenkomsten van een rouwgroep achter de rug. Ze moesten de groep stilleggen. Toen de restricties werden opgeheven, riepen ze de groep terug samen. De opluchting elkaar terug te ontmoeten en op verhaal te komen, was groot. De coronarestricties bleken echter wel tot op vandaag gevolgen te hebben. Geert en Rudy probeerden meermaals een nieuwe rouwgroep van minstens vier deelnemers bij elkaar te krijgen, maar tot hiertoe lukt dat niet. “Verdriet is zeker niet weg. Wellicht hebben mensen andere wegen gevonden. Ik denk aan de vele huisartsenpraktijken, waar je nu ook terecht kan voor psychologische en andere ondersteuningen,” oppert Rudy. Geert verwijst naar de stopzetting van de website Rouwzorg Vlaanderen in 2022, waar voorheen de verschillende groepen met hun aanbod vlot te vinden waren. Ze vonden zo ook zelf hun weg naar rouwzorg en naar het begeleiden van rouwgroepen.
Geert Willems was al vele jaren actief in het begeleidingswerk. Eén ervan was het begeleiden van de themagroep over mensen die rouwen, begin jaren 2000 bij De Loodsen. Daarop volgde hij de vorming rouwbegeleider bij CCV - Centrum Christelijk Vormingswerk in Antwerpen. “Dat was een vorming gespreid over twee jaar. Naast de begeleider was er de inbreng van de eigen rouwervaring van Monique Dujardin en de wijsheid van Arthur Polspoel, auteur van meerdere boeken over rouw en verlies en een zeer ervaren begeleider van rouwgroepen. In een rollenspel stelde hij vragen, die iemand vanuit verdriet ook echt kan stellen. Aan ons de opdracht: hoe zou je hier mee omgaan, hoe kan je er op ingaan, wat zou je kunnen antwoorden,… De vorming hield ook in dat we een bezoek brachten aan het crematorium van Lochristi en aan andere plaatsen van betekenis voor nabestaanden. Na de vorming volgde een stage bij een rouwbegeleider bij De Loodsen. Daarna ging ik zelf begeleiden. Je bent altijd met twee om te begeleiden en zo is Rudy gekomen.”
Rudy volgde een heel ander traject naar het begeleiden van rouwgroepen. “In 2006 overleed mijn vrouw, na enkele maanden strijd tegen kanker. Ik bleef achter met drie kinderen in hun tienerjaren. Ik was compleet de weg kwijt. Ik functioneerde toen eigenlijk op automatische piloot. Ik zocht op internet naar wat rouwen allemaal is en ik vond de website “Rouwzorg Vlaanderen”. Ik nam contact op en werd daarna telkens met tussentijd een aantal keer gebeld met de vraag: hoe gaat het nu? Men stelde me dan voor om aan een gespreksgroep rouw deel te nemen. Na een tijd kreeg ik bericht dat er in mijn buurt een rouwgroep van start ging gaan, dag op dag een jaar nadat mijn vrouw was overleden. Ik twijfelde enorm. Ik zie me daar nog zitten in mijn auto, ineengedoken, kijkend naar de ingang, waar af en toe iemand naar buiten kwam kijken. Op de duur ben ik toch binnen gegaan en zag dat ik de achtste deelnemer was, van een rouwgroep begeleid door Erik Herrebosch en door Veerle Breyne. Zo ben ik de samenkomsten gaan volgen. Op die tijd groeiden die acht mensen, die elkaar in het begin totaal niet kenden, echt naar elkaar toe. En ook nadien bleven we met elkaar in contact. Door die groep kwam er bij mij op de duur terug wat licht in de duisternis. Ik vond ook dat het met mijn eigen ervaring mogelijk moest zijn om meer mensen te helpen. Ik kreeg dan ook de opleiding en werd na een jaar stage in Hoboken daar ook mede-rouwbegeleider. Daarna ben ik bij Geert in Antwerpen ingestapt als begeleider van een open gespreksgroep. Ik ben er dus ingerold, door het zelf door te maken”.
Zo’n 10 jaar geleden had Rouwzorg Vlaanderen een heel groot aanbod. Er waren acht groepen actief. Mensen konden zowat het hele jaar door ergens terecht, ook in de zomermaanden. “Het waren meestal wel gesloten gespreksgroepen of groepen voor een specifieke doelgroep zoals partnerverlies of voor jongeren. Wij wilden met een open gespreksgroep iets aanbieden aan mensen die wel wilden deelnemen, maar anders toch maanden moesten wachten voor er in hun buurt een nieuwe gespreksgroep zou starten,” vervolgt Geert. “Een open groep betekent natuurlijk dat mensen vrij kunnen komen, maar ook weer kunnen wegblijven. Al hebben wij ervaren, dat eens men de stap heeft durven zetten, men wel blijft komen.” “Maar de laatste jaren zijn we er weer van afgestapt, omdat het toch te wisselend werd en je dan geen echt traject volgt of echt begeleiding kan bieden,” sluit Rudy aan.
“We zoeken ook niet naar mensen vrij kort na het overlijden van een dierbare. Want de eerste tijd hebben ze meestal nog veel kans om hun verdriet bij familieleden en andere mensen ter sprake te brengen,” vervolgt Geert. “Maar na een tijd zegt men wel eens: ben je er nu nog niet overheen? Voor sommige mensen is het dan wel belangrijk dat ze heel hun verhaal en alle emoties kwijt kunnen geraken. Een gespreksgroep met lotgenoten is daar een goede weg voor. En omdat er tussen de samenkomsten wat tijd zit, ervaart men ook dat er een groei is in henzelf, in het verdriet en hoe ze er mee om gaan. Je voelt dat aan wat ze ter sprake brengen en beleven en aan de inzichten die ze daardoor kregen. In de groep leren ze mensen kennen die gelijkaardige ervaringen doormaken. Ze kunnen tussentijds ook met elkaar contact leggen. Daarna gaan ze hun eigen weg.”
“De groep waaraan ik deelnam, bestond uit zes vrouwen en twee mannen”, zegt Rudy “en de groepen die we bij De Loodsen hebben gehad, bestonden ook hoofdzakelijk uit vrouwen”. De redenen daarvoor zijn divers. “Mannen overlijden doorgaans vroeger dan vrouwen. Mannen gaan ook sneller terug aan het werk en zijn ook meer doe-gericht. En veel vroeger was dat nog sterker,” zegt Geert. “Met de begrafenis is alles afgehandeld en werd er niet meer over gepraat. Men was in het zwart gekleed en die kledij werd na de rouwperiode afgelegd. Nu is dat allemaal heel anders.”
Rudy beaamt uit eigen ervaring. “Als je vrouw overlijdt, krijg je vier dagen werkverlet. Je zit met alles. Toch moet je terug aan het werk gaan. Op mijn werk had ik verspreid over meerdere productieafdelingen, zeker 30 à 40 collega’s. Achteraf ben ik tot het inzicht gekomen dat zij voor mij een gigantische rouwgroep zijn geweest. Ik kon aan 40 luisteraars mijn verhaal doen. Niemand heeft ooit gezegd: ben je daar nu weer… Mijn verhaal doen, dat heeft geholpen. Daarna kwam de rouwgroep, met mensen die een vriendenkring werden en van alles samen bleven doen. Met één van de lotgenoten, ook jong weduwe geworden werd de band steeds steviger en wij zijn een koppel geworden. Toen mijn vrouw overleed was ik 46 jaar. Ze drukte me op het hart: blijf niet alleen, je bent daar te jong voor, zoek iemand die goed is voor de kinderen. De laatste vier maanden met haar waren één grote rollercoaster, waar ik ook nog alles moest zien te leren over huishouden. Mijn vrouw vond dood gaan niet het ergste, wel dat ze mij met de kinderen ging achterlaten. Ze heeft gezorgd dat ik alles kon over gaan nemen, dat ik wist wat er allemaal nog moest gebeuren, en ze gaf me ook echt opdrachten voor de toekomst.”
“Ik zat in een rouwgroep van mensen tussen 35 en 50 jaar, met kinderen. Mensen met dezelfde zorgen. Mensen die begrijpen wat er bij de ander speelt. Iedereen zit daar niet alleen met verdriet, maar ook met alle vragen over hoe het leven terug op de rails te krijgen. Want alles wat je van plan was om samen met je overleden partner te doen, valt weg. Alles verandert, ook je relatie met je kinderen, die ook hun verdriet hebben. Alle beslissingen zijn er plots voor jou alleen, je kan niet meer met je partner overleggen. Het is ontzettend ingrijpend en het verandert je ook. In die rouwgroep ben je lotgenoten, die samen op weg gaan en tochtgenoten worden.”
“Wat ik heb meegemaakt, is een periode die ik niet meer wil meemaken. Maar er groeide wel een roeping uit, het verlangen om met mijn ervaring ook anderen te proberen helpen. Ik weet heel goed wat er in hen omgaat en ik weet dat er uiteindelijk wel terug wat zonneschijn komt. Maar de mensen die daar zitten, zien alleen de donkere hemel met donkere wolken waar alleen hagelbollen uit gaan vallen. Het is nodig dat zij kunnen zien dat er nog een daarna is. Daar gaf Martine (ook begeleidster) ons het beeld door van de roeiboot. Je hebt twee roeispanen: het verdriet en het dagelijks leven. Als je met één ervan roeit, blijf je rondcirkelen. Je moet met beide roeien om vooruit te komen -zo ook in je verdrietverwerking. Rouw is een deel van het leven, een periode waar al je houvast weg is, maar het is niet je volledige leven. Ik heb wel een keer voorgehad dat er iemand deelnam aan een rouwgroep met een verliesverhaal dat enorm leek op dat van mijn vrouw. En dan moet je zien in je rol van begeleider te blijven, ook al voel je je eigen tranen naar boven komen. Sommige verhalen komen dicht bij je eigen verlies en dan is het ook wel belangrijk dat je eigen rouwproces ver genoeg staat, om dat te kunnen dragen.”
Geert haakt in: “Ook daarom is het goed dat we met twee zijn om te begeleiden. De ander kan altijd overpakken. We zijn zo op elkaar ingespeeld, dat een blik wisselen met elkaar volstaat. We hebben ook allebei onze eigen talenten. Rudy heeft zijn eigen ervaring, terwijl ik meestal de vragen stel aan de mensen en de thema’s aanbreng. Die hebben ook altijd te maken met de vele vragen en gevoelens die men heeft. Bijvoorbeeld: omgaan met schuldgevoelens, wat heeft de overledene je gegeven en nagelaten, wat mis je, wat mis je niet, welke geloofsperspectief is er, wat bewaar je van je dierbare en wat doe je weg? Een heel belangrijke vraag is als men met zo’n vragen zit de vraag: En als men het niet weet, kunnen we vragen:’ wat denk je dat je overleden partner zou zeggen’?” Dat kan soms helpen bij een zo moeilijke beslissingen waar je alleen voor staat.
“In het gesprekslokaal staan koffie en thee klaar. Bij het binnenkomen is het altijd de eerste vraag: hoe is het nu? We hebben er ook ons materiaal. We hebben er kaarsjes, die bij het begin worden aangestoken voor de overleden partner, men mag ook zelf iets meebrengen van de overledene: een kaartje of een foto om je te helpen bij je verhaal. We hebben er ook boeken over rouwen. En we hebben ook kaarten waarop we zinnen hebben gezet. Ze kiezen er dan een uit waarover ze willen praten. Bijvoorbeeld de zin ‘wat zou mijn partner er nu van vinden dat ik hier zit?” De deelnemers kiezen, wij zijn er om het gesprek te begeleiden en er voor te zorgen dat iedereen aan bod is gekomen, dat de tranen ook mogen vloeien. We zijn mensen, we zitten vol emoties. En tegenwoordig kan er veel meer dan vroeger.”
Naar de toekomst kijken ze met aarzeling en vragen, want zou de tijd voorbij zijn dat mensen hun verdriet in een groep willen verwerken? Er is ook veel literatuur, in veel boeken en ook op websites vindt men van alles. “Je kan nu ook gemakkelijker privé rouwbegeleiding volgen. En bewegingen als Samana, Okra, Femma,… hebben ook allemaal mensen die alleen zijn komen te staan en die een luisterend oor bieden. Ze gaan dan misschien niet in de diepte zoals wij gaan, maar daar is ook niet altijd nood aan”, besluit Geert.
En als je toch even reclame mag maken voor een rouwgroep, wat zeg je dan? Ze aarzelen geen seconde “Lotgenoten,” zegt Geert: “Dat is het gewoon: de herkenning van wat je meemaakt. En het samen gaan van een traject, het is niet zomaar eens één keer iets doen”. “Ik ben ook bij een psychologe geweest, maar ik vond dat het uiteindelijk onpersoonlijk bleef,” voeg Rudy toe. “In een rouwgroep is het de kracht van samen. Twee, drie maanden gaan we samen op tocht. We nemen elkaar mee op de weg in jullie lijden en verlies. Aan elkaar heb je zoveel. Ook na het traject laten deelnemers elkaar vaak niet los en dragen ze elkaar een beetje verder.”
Aan Geert of Rudy mag je altijd een mailtje sturen. Ze nemen dan met jou contact op.
- Geert Willems: geert.willems@hotmail.com
- Rudy Janbroers: rudy.janbroers@telenet.be