“In die dagen, toen de leerlingen vermenigvuldigden, ontstond er een gemor van de Grieken tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen in de dagelijkse bediening voorbijgezien werden.” Deze zin uit de passage Hnd 6,1-7 ging de geschiedenis van het christendom in als referentietekst voor het begrip diaconie en voor het diakenambt anderzijds. Maar hoe zou Lucas zelf ‘diakonia’ hebben verstaan? Vooreerst leert recent exegetisch onderzoek de woordstam ‘diak’, waarvan diakonia, diakonos en het werkwoord diakoneō een zogenaamd “floating” begrip zijn. Ze krijgen hun concrete zin en betekenis in de context waarin het gebruikt wordt. De stam ‘diak” op zich draagt nuances in zich zoals vertegenwoordiging, bemiddeling, zending, dienst, verzorging. En in de klassieke Griekse literatuur is de diakonos in zekere zin een ‘go-between’ tussen de opdrachtgever en de adressanten. De grondbetekenis van mandatering en verbinding is ook van tel in het Nieuwe Testament.
Dienst van de Tafel en het Woord
De passage Hnd. 6, 1- 7 volgt na het beschrijven van het toenemende succes van de verkondiging. Het aantal mensen rond de apostelen gaat in stijgende lijn, en tegelijk ‘ontstaat er gemor’ tussen twee groepen in de christelijke gemeenschap van Jeruzalem: de hellenisten en de Hebreeën. De eerste groep voelt zich achtergesteld bij de ‘dagelijkse diakonia’voor de weduwen. Zorg en ondersteuning van weduwen is een pijler in de joodse traditie en leefwijze en dus ook een belangrijke kwestie in de nieuwe, christelijke beweging. Dit leidt tot een verduidelijking over de opdracht en zending van de apostelen en een verdeling van taken in de gemeenschap. Hnd. 6, 2-4: “Zie daarom uit, broeders, naar zeven personen uit jullie midden, die goed bekend staan, vol van de Geest en van wijsheid. Hen zullen wij dan met deze taak belasten, terwijl wij ons blijven toeleggen op het gebed en de bediening van het woord.”
Het onderscheid tussen de dienst voor de tafel en de dienst voor het Woord neemt niet weg dat ze beide fundamenteel diakonia zijn. ‘Diakonia’ is de grondhouding, op alle terreinen wordt beleefd. Zo wijst Lucas de 12 aan voor de diakonia van het Woord en de 7 voor de diakonia van de Tafel. De 7 worden daarna nader voorgesteld. Hnd 6,5-6: “Zij kozen Stefanus, een man vol geloof en heilige Geest, en verder Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië. Ze droegen hen voor aan de apostelen, en die legden hun na gebed de handen op.”
Het verhaal van Stefanus en Filippus wordt ook verder verteld. Daaruit blijkt dat ze handelen zoals de apostelen: ze verrichten wonderen en prediken het Woord. Ze worden ook vervolgd. De 7 zijn dus medewerkers van de 12, die handelen als de 12 en uiteindelijk als Jezus. Lucas portretteert de arrestatie en dood van Stefanus in sterke parallel met het levenseinde van Jezus. De dienst van de tafel wordt niet als dusdanig genoemd. Het hele optreden toont echter de diepe wortels van ‘diakonia’, zoals Lucas ze ook verwoord in zijn evangelie: “Hij zei hun: ‘Bij de heidenen spelen koningen de baas, bij hen laten machthebbers zich weldoener noemen. Bij jullie moet dat niet zo zijn. De grootste van jullie moet de minste worden, en de leider de dienaar [letterlijk: degene die dient, diakonōn]. Want wie is het belangrijkst? Die aan tafel ligt, of die bedient [diakonōn]? Die aan tafel ligt toch zeker! Maar Ik ben in jullie midden als dienaar [diakonōn].” (Lc. 22, 24-27)
Grondhouding
Ook bij het herstellen van de kring van de Twaalf, na Judas valt op dat ‘diakonia’ wordt gebruikt om de taak, opdracht en zending van de apostelen aan te duiden: Hnd 1,15-17.23-26: “In die dagen stond Petrus op te midden van de broeders – er was een groep van honderdtwintig personen – en hij zei: ‘Broeders! Het Schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de heilige Geest bij monde van David tevoren heeft gesproken met het oog op Judas, de gids van hen die Jezus arresteerden. Immers, hij werd tot onze kring gerekend en had deel aan onze taak [diakonia].’ […] Ze stelden er twee voor: Jozef Barsabbas, bijgenaamd Justus, en Mattias. Ze spraken dit gebed uit: ‘Heer, U die het hart van alle mensen kent, wijs aan wie van deze twee U hebt uitgekozen om in ons apostolisch werk [diakonia] de plaats in te nemen die Judas heeft verlaten om zijn eigen weg te gaan. Daarop lieten ze hen loten, en het lot viel op Mattias, en zo werd hij aan de elf apostelen toegevoegd.”
Ook Paulus gebruikt in Handelingen het woord diakonia om het werk van zijn getuigenis aan te duiden en dus aan te geven dat hij de diakonia van de apostelen verderzet: Hnd 20,23-24: “Welnu, thans ben ik, gebonden door de Geest, op weg naar Jeruzalem, zonder te weten wat mij daar zal overkomen; alleen verzekert de heilige Geest mij van stad tot stad dat mij boeien en ellende te wachten staan. Maar aan mijn leven hecht ik voor mijzelf niet de minste waarde, als ik mijn loopbaan [diakonia] maar kan vervullen die ik van de Heer Jezus ontvangen heb: de verkondiging van de goede boodschap van Gods genade.”
Ook wordt verwezen naar diakonoi van Paulus, een soort medewerkers, bemiddelaars, en in die zin dienaars. De vertaling ‘helpers’ van de WBV lijkt nog ongelukkig, want in het Griekse origineel staat ‘diakonountōn’: zij die diakonia doen. Hnd 19,21-22: “Na deze gebeurtenissen vatte Paulus het plan op om via Macedonië en Achaje naar Jeruzalem te reizen. ‘Als ik daar geweest ben’, zei hij, ‘moet ik ook Rome zien.’ Hij stuurde twee van zijn diakonoi , Timoteüs en Erastus, vooruit naar Macedonië en bleef zelf nog enige tijd in Asia.”
Tot slot verdient een passage uit het evangelie van Lucas vermelding, met name het bezoek van Jezus bij Marta en Maria. Dit volgt op de parabel van de Barmhartige Samaritaan.
Lc 10,38-42: “Op hun reis ging Hij een dorp in. Een vrouw, Marta genaamd, ontving Hem. Zij had een zuster die Maria heette. Die kwam aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden. Marta had het heel druk met bedienen [diakoneō]. Ze ging naar Jezus toe en vroeg: ‘Heer, lat het U koud dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dat ze mij komt helpen.’ De Heer gaf haar ten antwoord: ‘Marta, Marta, je maakt je bezorgd en druk over van alles, maar slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en dat zal haar niet worden ontnomen.”
‘Aan de voeten zitten van’ iemand is een uitdrukking voor leren van iemand. Terwijl Maria van Jezus wil leren, is Marta bezig met diakoneō. Het werkwoord lijkt hier op het dienen, bedienen, te doelen. Of misschien is diakoneō nog breder, nl. handelen en doen. Zie de nadruk op ‘doen’ op het einde van de voorafgaande parabel van de Barmhartige Samaritaan, 10,37: “Doe dan voortaan net als hij”.
Het spanningsveld tussen diakonia van de tafel en diakonia van het Woord wordt in zekere zin in het evangelie al ingebouwd. In Hnd 6,1-7 wordt het heropgenomen en uitgediept.
Literatuur
B.J. KOET, Exegetische kanttekeningen over diakonia in het Nieuwe Testament - Leren of doen?, in H. CRIJNS, E. HOGEMA et al. (red.), Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap, Kok, Kampen, 2011, p. 69-96.
Volledige fiche van David Godecharle downloaden? Klik hier.