Op vrijdag 15 november namen 20 mensen deel aan de Ecokerk bisdom Antwerpen (Attent) vorming “Klimaatgesprek. Verbindende communicatie als handvat". De inhoudelijke aanzet werd gegeven door Sybryn Leirs, psychotherapeut, diensthoofd Zorg Bisdom Antwerpen, en Cléo Rosseneu, Stafmedewerker Ecokerk NRV Brussel. Ze speelden ook enkele rollenspellen en zetten daarmee de deelnemers aan het denken én zelf proberen.
Je ondervond het wellicht zelf ook al: de klimaatcrisis en aanverwante natuurthema’s in een gezelschap ter sprake brengen, loopt vaak snel verkeerd. Het geldt als één van de thema’s die snel onaangenaam worden en tot conflict en oplopende emoties leiden, zeker in groepen. Hoe wel het gesprek voeren? Kan verbindende communicatie een handvat zijn? Sybryn Leirs gaf een algemene inleiding over de verbindende (geweldloze) communicatie van Marshall Rosenberg. Hij ontwikkelde een eenvoudig model, zei ze, maar de toepassing ervan is dat helemaal niet. Het blijft oefenen. Onze woorden zijn vensters (of ze zijn muren). Dat drukte Ruth Bebermeyer uit in een lied, waarvan de tekst gaat als volgt:
Je woorden klinken zo verwijtend,
ik voel mij veroordeeld en afgewezen.
Voordat ik ga, wil ik graag weten:
Is dat wat je me zeggen wilt?
voordat ik me ga verweren
voordat ik gekwetst spreek of uit angst,
voordat ik een muur van woorden opwerp,
zeg me, heb ik wel goed geluisterd?
Woorden zijn vensters, of ze zijn muren.
Ze bevrijden of veroordelen ons.
Moge het licht der liefde doorschijnen
al wat ik zeg, al wat ik hoor.
Er zijn dingen die ik zeggen wil,
die zo belangrijk voor mij zijn.
Als mijn woorden ontoereikend zijn,
help me, wil je, vrij te zijn?
Als het lijkt dat ik je afwijs,
alsof ik niet meer om je geef…
Luister dan voorbij mijn woorden
naar de gevoelens die we delen.
Het geweldloze communicatiemodel bestaat uit vier elementen: waarneming, gevoel, behoefte en verzoek. Waarneming is zien zonder oordelen, zo open mogelijk kijken. Oordelen zit heel sterk in ons kijken ingebakken. Grappige filmpjes over hoe snel je verkeerd interpreteert wat je ziet, scherpen de aandacht voor een eerste groepsoefening met als vraag: gaan volgende zinnen over een waarneming of zit er een oordeel in? Bijvoorbeeld: "Het was zichtbaar dat hij ontevreden was met zijn cadeau". "Ze bleef erg ontspannen tijdens de sollicitatie." "Hij ging sneller ademen en zijn spreektempo ging ook omhoog." "Hij kijkt somber uit zijn ogen". Wie bijvoorbeeld ontspannen oogt, kan toch veel stress verbergen. Het is dus niet te zien hoe iemand zich van binnen echt voelt. Je komt dit te weten, als je vraagt of wat je denkt te zien, ook zo is.
Emoties en behoeftes
Gevoelens herkennen én ze uiten, is niet gemakkelijk. De 4 B’s - boos, bang, blij, bedroefd - kennen we wel. Maar daarbinnen zijn er heel veel schakeringen. Sybryn toont een animatiefilmpje en vraagt welke emoties de deelnemers hebben herkend. Meer dan vier, dat wel, maar lang niet alle gevoelens. In ons taalgebruik zitten ook veel uitingen van ‘quasi-emoties’. Voorbeelden zijn zinnen als: ik heb het gevoel dat je niet van mij houdt, ik voel mij verkeerd begrepen. Een quasi-gevoel is een idee en Sybryn drukt iedereen op het hart zich meer bewust te worden over hoe vaak we dit zelf gebruiken. Het idee dat we zo aangeven, kan juist zijn, maar ook fout. En dat is anders met echte gevoelens. Want die zijn altijd waar. Bijvoorbeeld wanneer iemand zegt: ik ben verdrietig als je weg gaat. Het zou de communicatie al veel helpen als we bij onszelf beginnen en zinnen als 'het gevoel hebben dat’ niet meer gebruiken.
Emoties hebben te maken met behoeftes. Ook daarvan zijn uitgebreide lijsten opgesteld. De behoefte aan verbinding uit zich bijvoorbeeld als: erbij willen horen, gezelschap, waardering, vriendschap, je thuis voelen, samenhorigheid, begrip,….. Er is behoefte aan liefde (respect, empathie, koestering,…), aan eerlijkheid (integriteit, authenticiteit,….), aan spel en plezier, aan welzijn (orde, harmonie,…), autonomie, creativiteit, bescherming, fysiek welzijn en aan zingeving (bijdrage leveren, het leven vieren, leren, doel,…).
Om de communicatie verbindend te voeren is het nodig dat ieder verantwoordelijkheid opnemen voor de emoties en de behoeftes waaraan ze verbonden zijn. Als je weet waaraan je behoefte hebt, kan je dit ook uiten en aan de ander een verzoek doen. Emoties komen naar boven als de behoefte vervuld is, maar ook als de behoefte niet werd vervuld, als er een negatieve boodschap kwam.
Het SUPERJAN?- verzoek
Als iemand een negatieve boodschap geeft, zijn er vier manieren om er mee om te gaan:
- Je kan jezelf de schuld geven.
- Je kan anderen de schuld geven.
- Je kan je gewaarworden van je eigen gevoelens en behoeften.
- Je kan je richten op de gevoelens en behoeften van anderen.
Een gekend beeld hierbij is dat van de giraf en de jakhals. Als er voldoende zicht is op de behoefte, dan kan aan de ander ook een echt verzoek worden geuit. Dit goed doen, is gebruik maken van het letterwoord “SUPERJAN?”. De letter S staat voor specifiek - er is geen misinterpretatie mogelijk. U staat voor uitvoerbaar (wil jij voortaan altijd op tijd komen, is een niet uitvoerbaar verzoek). Het verzoek verwoordt een Positieve actie - je vraagt om iets wél te doen, niet om iets te laten. De letter E staat voor 'En welnu', maar kan ook het nu uitspreken van een intentie voor de toekomst zijn. De R maakt ruimte voor gevoel en behoefte. Dat helpt de ander om beter te begrijpen waarom je je verzoek doet. Dat de ander de bereidheid heeft zich hiermee te verbinden, is een van de kernwaarden van de geweldloze communicatie.
JAN? tenslotte wil zeggen dat zowel het antwoord ‘ja’ als 'neen' kan. Anders is het geen verzoek, maar een eis. Een ‘neen’ krijgen kan ook wijzen op een onvervulde behoefte van de neen-zegger en als die boven tafel kan komen, kan je verder afstemmen en zoeken. Het vraagteken geeft aan dat het verzoek echt een vraag is. Dat geeft de ruimte om te antwoorden met 'ja' of 'neen'.