Het is niet goed dat de mens alleen blijft
Aansluitend leverde theologe Lea Verstricht vanuit de bijbelse traditie een bijdrage over eenzaamheid. “Ver moeten we niet gaan zoeken. In het eerste scheppingsverhaal, dat de schepping vertelt in zes dagen waarbij de mens wordt geschapen als kroon op het scheppingswerk, klinkt: “En God schiep de mens naar zijn beeld. Beeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.” Voor de spreekster is dit een aanduiding dat we zo van in de oorsprong bedoeld zijn: aan elkaar geklonken, mannelijk en vrouwelijk.
Aan mekaar geklonken, zo eenvoudig zou het kunnen zijn, maar er komt al snel broedermoord, vernietiging van de aarde en een stad die de naam krijgt van Babel, verwarring en verstrooiing. Eenzaamheid, verlatenheid en kwetsbaarheid: ze staan vooraan in het bijbelse verhaal. Enkele citaten spreken boekdelen. “Ach, hoe eenzaam is de dichtbevolkte stad. De heerseres over de volken is nu een weduwe, de vorstin van de gewesten is nu ondergeschikt.” (Klaagliederen 1,1). “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij in de steek gelaten? Waarom houdt U zich ver van mijn hulpgeroep, ver van mijn gejammer? Ik roep overdag, mijn God, en U antwoordt niet, en in de nacht, maar ik vind geen rust. (ps 22)”
Het boek Job
Het boek Job is voor Lea Verstricht een bijbelverhaal waarin eenzaamheid en kwetsbaarheid echt centraal staan. Het verhaal leert dat een mens moet leren leven met moeilijke eenzaamheid en dat dit ook leidt tot een andere verhouding tot God.
Job wordt voorgesteld als een opmerkelijk ideaal van wat een rechtvaardig mens verdient en hoe hij zich tot zijn God verhoudt. Maar in een hemelse vergadering krijgt Satan het van Jahweh gedaan om Job te beproeven, zodat Job zich van God zal afkeren. En Jahweh stemt in. In een eerste beproeving wordt Job al het vee, het land, de knechten en kinderen ontnomen. Maar Job keert zich niet af. Er volgt een tweede beproeving met lichamelijke kwalen en een vrouw die zich tegen hem keert. Job blijft alleen, afschuwelijk en niet om aan te zien achter. Nu komen er vrienden die bij hem neerzitten. Ze brengen zeven dagen door in stilte. Job doorbreekt de stilte met een klacht waarin de vraag naar de zin van het leven oorverdovend luid klinkt. Hij zegt: “Waarom leven voor een mens, die niet weet waar naar toe, nu God hem de weg verspert?”
Daarna ontspint zich een heel debat tussen de vrienden en Job, die ook God zelf uitdaagt om te antwoorden op de vraag van het lijden, van de verlatenheid van onschuldige mensen. De vrienden van Job vertegenwoordigen vaste kaders, waarin het weten van wat goed en kwaad is, duidelijk is. Voor Job is het anders en hij raakt vervreemd. Hij zegt: “Broers, zussen en kennissen zijn van mij vervreemd. Mijn buren laten mij in de steek, mijn kennissen zijn mij vergeten, mijn gasten en mijn slavinnen zien in mij een vreemdeling, in hun ogen ben ik de onbekende. Als ik mijn knecht roep, dan antwoordt hij niet, hoe vriendelijk ik het ook vraag. Mijn vrouw kan mijn adem niet luchten, mijn eigen zonen vinden dat ik stink; kinderen maken zich vrolijk om mij, als ik opsta spreken ze tegen mij. Mijn vrienden verachten mij, die ik liefhad keren zich van mij af. Vel over been ben ik, ik houd me nauwelijks staande”. (Job 19,13-20) Die laatste zin vind Lea Verstricht indrukwekkend : “Wanneer een mens zijn oorspronkelijke verbinding, zoals die bedoeld was, verliest, houden we ons nauwelijks staande. Eenzaamheid is alles verterend en gaat tot bij God, tot bij alles wat je tot dan toe geloofde.”
In de laatste hoofdstukken komt Jahweh weer op het toneel. Sinds het begin van het verhaal was het stil blijven van God oorverdovend. Het antwoord dat komt, is voor veel exegeten een moeilijk uit te leggen stuk bijbel. Eerder dan een antwoord, krijgt Job een hele reeks vragen over zich heen. Kan Job, door rechtvaardig te leven, de wereld naar zijn hand zetten? Neen, maar het antwoord op de vraag of God dan de wereld naar zijn kan zetten is ook erg genuanceerd. In het laatste hoofdstuk staat een beschrijving van de ontembaarheid van het beest. Dit oermonster – Leviatan – dat leeft in de chaos, die er was voor de schepping, is door de schepping een halt toe geroepen, maar blijkbaar niet verslagen. Over dit oermonster wordt geschreven: “Als hij zich opricht deinst zelfs de zeegod terug, weten de golven niet waar te vluchten. Niemand op aarde kan hem aan, schrik is hem onbekend. Hij kijkt neer op alles wat groot is, want onder de groten zelfs is hij nog koning.” Soms lijkt dat beest dus op te duiken in het leven van mensen, ontembaar, onontkoombaar.
Innige verbondenheid
Hoe begrijpen we best het begrip “almacht van God”? In het boek Job wordt de term “El Shaddai” gebruikt. De term komt in de bijbel 41keer voor, waarvan 30 keer in het boek Job. De betekenis van het woord is onduidelijk. Het wordt voor het eerst gebruikt in het verhaal van Abraham (Gen. 17). “Toen Abraham 99 naar was, verscheen Jahweh aan hem en zei: ik ben God, de almachtige. Richt uw schreden naar mij en gedraag u onberispelijk. Ik wil mijn verbond met u sluiten en u zeer talrijk maken.” De term wordt gebruikt in de context van een verbond én de belofte van een talrijk volk. Huub Oosterhuis vertaalt: “Ik ben God van de vruchtbare hoogte, handel voor mijn aangezicht en wees volmaakt.” Hij wijst er op dat het woord ‘shad’ te maken met hoogte, een berg. Nog andere exegeten zien een verwijzing naar het meervoud van het woord ‘shad’ wat dan de betekenis heeft van borst of moederborst.
De almacht van God wordt dus vaak gebruikt in contexten die gaan over voeden, beschermen en verzorgen. Gen. 49, 25: “God Almachtig zal je zijn zegen schenken: de zegen van de hemel boven, de zegen van de diepten beneden, de zegen van borsten en schoot.” Ook wanneer Shaddai ook een verwoestende betekenis is er een verwijzing naar zorg en voedsel. Joël 1, 15: “Wee als hij komt, die dag! Ja, de dag van Jahwe is nabij, hij komt als verwoesting van de meest machtige; want voor onze ogen is het voedsel verloren gegaan en uit het huis van onze God zijn vreugd en gejubel verdwenen!”
Lea Verstricht besluit dat het El Shaddai, almachtige God niet betekent dat God de geschiedenis zomaar kan bepalen. God kan ten volle het leven schenken, maar het is ook in dit leven dat mensen het meest kwetsbaar zijn, nood hebben aan voeden, zorgen en geborgenheid. Het zijn werkwoorden die verwijzen naar een sterke verbondenheid, naar hechting, zoals prof. De Wachter zei. Dat kan ook de betekenis zijn van El Shaddai. Waar het voeden en verzorgen ophouden, gebeurt eenzaamheid. Dat toont ook het boek Job. Satan knip er alle verbindingen door. Toch kiezen voor leven, voor verbinding, dat stelt ook het beeld van God bij, die verschijnt als een moeder die zorgt voor haar kinderen.
Het innige verbond tussen God en mens wordt helemaal duidelijk wanneer God mens wordt in zijn zoon Jezus. In het verhaal van Jezus merken we op dat Jezus de eenzaamheid geregeld opzoekt. Hij trekt zich bijvoorbeeld terug in de woestijn om te bidden, om alleen te zijn met zijn vader. Wat hij meteen doet wanneer hij terugkeert uit de woestijn, is naar de synagoge gaan, mensen toespreken, mensen rondom zich verzamelen, met wie hij zijn leven en handelen, zijn voedsel en drinken zijn voor anderen, kan delen. Maar ook de totale verlatenheid maakt Jezus door. Dat wordt heel zichtbaar in de laatste keer dat hij verzamelde met zijn leerlingen. Na zijn vereenzelviging met het brood en de wijn, het voedsel waarvan mensen kunnen leven en mensen zich kunnen geven aan mekaar start het verhaal van verraad en gevangenneming. Op dat moment vluchten zijn leerlingen allemaal weg. Petrus durft van op een afstand volgen, maar wanneer hij in de massa wordt herkend volgt nog een stap in de vereenzaming. Petrus zegt: “Ik ken die man niet”. Aan het kruis ervaart Jezus een complete verlatenheid: vader, waarom heb je me verlaten?
Lea Verstricht besluit dat we niet zomaar altijd alles voor mekaar betekenen. Er zijn geen eenvoudige antwoorden. Maar door aanwezig te blijven bij mekaar en te leven van verbondenheid, is het mogelijk om ook God te ervaren als iemand die ons niet alleen laat, ook al zwijgt hij misschien veel meer dan ons lief is.
Ze pleit er tenslotte voor dat wij de eenzaamheid ook leren, dat wij ook ons geloof daardoor laten uitdagen, dat we de juiste verhoudingen blijven maken. Pelgrims, die een eenzame weg gaan, voor hen gebaand door duizenden anderen, komen er anders en voller van terug. Mystici die de donkere nacht niet ontkennen, weten dat ze daar door moeten om de eenheid met zichzelf en met God te vinden. Eenzaamheid verdraagt geen snel antwoord. Je moet er je tijd voor nemen. Om de zeven dagen een rustdag: het is nog niet zo’n slecht idee. Om de zeven jaar een sabbatjaar, het is geen overbodige luxe. Het leert eenzaamheid waarnemen, daar waar het zich voordoet in zijn helende, maar ook in zijn vernietigende vorm. Het houdt ons in evenwicht.