George Fleere, diaken van ons bisdom, is Pastoraal werker in het AZ Monica voor de campussen te Deurne en Antwerpen. In zijn getuigenis vertelde hij over een stukje geschiedenis en eigentijdse pastorale zorg, wat de corona pandemie voor effect heeft gehad op de werkzaamheden van een Pastoraal werker en trok daaruit een aantal conclusies.
Zoals zoveel ziekenhuizen, werd ook AZ Monica gesticht door religieuzen. Vanuit de pastorale context, werd er vooral zorg gedragen door een aalmoezenier rond liturgie, ziekenzalving en stervensbegeleiding.
Vandaag wordt een eigentijdse pastorale zorg verstrekt door Pastoraal werkers, waarbij het accent vooral ligt om de zieke, en ook de familie, nabij te zijn rond zijn/haar zin-beleving en existentie, spiritualiteit en geloofsbeleving. Die geloofsbeleving is vandaag heel divers en niet meer louter christelijk.
De pastoraal werker heeft een tweeledig statuut: als werknemer binnen het ziekenhuis én als erkend voorganger van de eredienst/ gezonden als Pastoraal werker door het Bisdom, zoals de wet dat bepaald.
Daarvoor moet een Pastoraal werker ook een opleiding volgen om de patiënt, binnen een steeds verder ontwikkelende professionele omgeving, nabij te kunnen zijn. Zodoende beschikt de PWW over een aantal wetenschappelijke methodieken om de patiënt goed te kunnen begeleiden. Fundamenteel vindt de PWW echter zijn draagkracht in het geloof in Christus, die een bezielend voorbeeld is. Een contact met een patiënt kan als een heilzaam moment worden ervaren.
“De coronapandemie heeft onze werkzaamheden binnen ons ziekenhuis serieus beïnvloed. Wij van de pastorale dienst wisten niet wat ons te wachten stond.
In verband met het besmettingsrisico besloten wij al vrij snel om voor een zondagviering geen kwetsbare patiënten meer samen te brengen. Niet lang daarna volgde de maatregelen en protocollen elkaar snel op. Elke besmettingsrisico werd ingeperkt. Het ziekenhuis werd afgesloten van de buitenwereld en alleen een minimum van personeel mocht op de afdelingen komen. Daardoor werd de Pastorale dienst wel praktisch werkeloos gesteld.
Na een korte periode werd echter duidelijk dat juist nu de patiënten nood hadden aan gehoord te worden, aan contact, aan begeleiding en konden wij, met de nodige beschermende kledij en ontsmettende maatregelen, onze werkzaamheden hervatten.
Samen met de collega’s psychologen hadden wij in deze periode een scholing gevolgd om de medewerkers (verpleegkundigen etc.) in deze extreme periode te kunnen ondersteunen.
Daarnaast hadden we samen een telefonische permanentie opgezet om familie met vragen te kunnen opvangen. Ondertussen kan er weer bezoek komen en is dit aanbod beëindigd.”
George heeft ook patiënten op de covid afdelingen begeleid.
“In overleg met onze collega’s psychologen ben ik voor een oproep naar de Covid afdeling gegaan. Een zwaar ademhalende dame had het erg moeilijk. Haar dementerende echtgenoot was al eerder op de Covid afdeling opgenomen, maar nu naar de intensieve afdeling doorverwezen vanwege verder achteruitgang. We hebben daarrond even gepraat, maar ze was te moe en ik beloofde kortelings terug te komen.
Bij de volgende ontmoeting herkende mevrouw mij direct, ondanks dat ik telkens gekleed was in een schort, speciaal mondmasker, valhelm en handschoenen. Ze wist mijn naam zelfs nog en zei moeizaam: “ooh George ik ben zo blij dat u bent gekomen”. Dat pakte toch wel even en ik begreep daarbij ook haar nood en behoefte aan contact. Ze wilde iemand die haar nabij kon zijn, naar haarbezorgdheden wilde luisteren en wat moed kon inspreken.
De gesprekken met mevr. duurde niet zo lang, want ze was vaak te vermoeid, maar ze waren voor haar betekenisvol. Na een week overleed haar man op INZO. In de tussentijd kon mevr. haar man niet bezoeken; ze was te zwak en van de ene afdeling naar de andere gaan, werd te risicovol bevonden, een besmettingsrisico. Mevrouw heeft niet op zijn begrafenis kunnen zijn, daar ze zelf te ziek was.
Na een periode was ze beter en verhuisde ze naar de APRA kliniek in onze campus te Antwerpen voor verder revalidatie. Ook daar kom ik gewoonlijk. Dus gedurende een periode van een paar maanden heb ik mevrouw regelmatig kunnen opvolgen en rouwbegeleiding kunnen geven.
Tenslotte is ze naar huis gegaan. Daar blokkeerde ze echter helemaal. Een opname op de PAAZ afdeling was noodzakelijk. Hier heb ik haar ook regelmatig kunnen bezoeken.
Nu woont ze samen bij haar dochter en dat gaat redelijk goed.”
Even later werd er een ander bejaard koppel opgenomen.
“De man was zwaar hulpbehoevend; het Covid virus was te zwaar voor hem en hij overleed hier aan. Zijn vrouw was ergens toch blij dat ze ook Covid had opgelopen; zodoende kon zij de hele tijd bij hem zijn. In zijn laatste dagen lagen ze dicht bij elkaar, de bedden tegen elkaar aangeschoven, hand in hand tot op het laatste moment…
Meneer werd gecremeerd en zijn as werd door de begrafenisondernemer bij gehouden. Mevrouw kon na de opname zijn as krijgen.
Samen hebben we een urne uitgekozen en de afspraken met de begrafenisondernemer gemaakt. Mevrouw is ongeveer een half jaar in ons ziekenhuis verbleven. Ik heb haar die hele tijd kunnen begeleiden rond haar rouwverwerking, we hebben herinneringen opgehaald en ondanks alles toch ook kunnen lachen. Verdriet en humor zijn beide belangrijk binnen een verwerkingsproces.
Vandaag heb ik nog regelmatig telefonisch contact met haar. De stap naar huis gaan was moeilijk; ze had het huis verlaten mét haar man en kwam terug zonder haar man, zoals het in de haast was achtergelaten. Nu woont ze alleen; ze heeft geen familie. Er is nog een vriend die langs komt en ze heeft thuisverpleging en thuishulp. Stilletjes aan hoopt ze haar weg te vinden en ik kijk over mijn schouder mee. Ze weet dat ze op mijn hulp mag rekenen…
Voor corona heb ik nog nooit zo intens mensen begeleid. Het doet ook wel wat met jezelf eerlijk gezegd.
Je voelt een zekere onmacht hoe je niet betrokken bent bij besluiten die misschien ook anders hadden kunnen genomen worden.
Daarnaast het gevoel of je wel genoeg kan doen voor de patiënt, ook al merk je en weet je dat de patiënt nood heeft aan die bezoeken en de begeleiding.”
UITDAGINGEN/ CONCLUSIE
Terugkijkend op deze periode kan ik het volgende concluderen:
- Je moet creatief denken. Als je ervan uitgaat dat niets mogelijk is, kan er niets gebeuren. Je moet kijken welke wegen er wel mogelijk zijn. Zo hebben we het gebruik van de postvakjes ontdekt, om personeel op een eenvoudige manier wat te kunnen bemoedigen met een kaartje e.d.
- De dialoog aangaan is heel belangrijk. Je hoeft ook niet alles te accepteren; je kan in gesprek gaan als je redelijke argumenten hebt. Zo hebben we tenslotte de begeleiding van de patiënten weer kunnen hervatten.
- Gewoon eens vragen aan een collega hoe het er mee gaat, wordt zeer geapprecieerd. Dat zijn gesprekje in de gang. Een longarts was oprecht blij toen ik hem aansprak. Hij kon even zijn schrik en bezorgdheden kwijt; we hebben nu een heel andere werkrelatie.
- Er blijft het aanvoelen bij vooral ouder patiënten van “hoe zal het hen verlopen als ze terug naar huis gaan”. Corona heeft de nood aan ketenzorg duidelijker gesteld. Netwerking met organisaties buitenaf zijn wel belangrijk. Je weet ook niet altijd wat voor organisaties er zijn die mensen mee kunnen opvangen etc. Het zou goed zijn mochten die organisaties zichzelf ook voorstellen.