Boodschap gericht aan de Attent werkgroep Migratie Diversiteit Gastvrijheid (MiDiGa)
Goede vrienden,
Vandaag, zondag 26 september, is de 107de Werelddag van Migranten en Vluchtelingen. Een traditie die we te danken hebben aan paus Benedictus XV. Jaarlijks herdenken we op die dag het begin van de Eerste Wereldoorlog en staan we vooral ook stil bij de solidariteit van de katholieke Kerk met vluchtelingen wereldwijd. Tegelijk is het een uitgelezen kans om aandacht te vragen voor hun vaak beproefde lot.
Als vluchteling of migrant onderweg zijn, in een nieuw, onbekend land aankomen en er je weg zoeken is een uitdagend verhaal, een pad dat niet altijd over rozen loopt. Het vergt moed en veel veerkracht om, in weerwil van angst voor het onbekende en soms ook onderdrukking, je weg te banen. Gastvrijheid verlenen en ontvangen, de migrant of vluchteling ontmoeten en met hem in gesprek te gaan over zijn taal, cultuur en geloof, voelt dan niet alleen aan als een balsem of een warm deken, maar is vooral ook een Bijbels verhaal van alle tijden. En niet in het minst en bij uitstek een verhaal van onze tijd.
De COVID-19-pandemie drukte ons opnieuw stevig met de neus op de feiten: ze deed ons inzien dat wij één grote familie zijn, dat we letterlijk in hetzelfde schuitje zitten. Die vaststelling moet ons aansporen om onnodige scheidingsmuren te slopen. “Samen op weg gaan naar een steeds groter ‘wij’”: die wens van paus Franciscus brengen we ook in ons bisdom maar wat graag in de praktijk. ‘Katholiek’ zijn betekent immers dat we ‘één lichaam en Geest zijn’. Die Geest stelt ons alvast in staat om een hechte gemeenschap in verscheidenheid op te bouwen en verschillen te overbruggen. Precies door buitenlanders, migranten, vluchtelingen te ontmoeten en met hen in dialoog te gaan, krijgen we de kans om als Kerk te groeien en ze vooral ook inclusiever te maken. Laat ons die kansen dan ook benutten.
Zelf mocht ik dat afgelopen dinsdag nog ervaren toen ik tijdens deze themaweek op bezoek ging in drie OKAN-klassen van het Sint Jozefinstituut in Geel. Ik kwam er vooral uit sympathie en als vriend en leerde er in korte, heldere gesprekjes enkele jongeren uit o.a. Syrië, Afghanistan, Jemen, Eritrea en Brazilië met hun dromen en achtergrond kennen. Zulke gesprekken verrijken mij telkens als mens, als christen en als bisschop.
Toch moeten we ook eerlijk durven zijn en toegeven dat meer dan eens harde taal valt voor wie van elders naar hier is gekomen. Als christenen kunnen we dan ook beginnen met elkaar te ontmoeten, open en gastvrij, in wederzijds respect. Want pas als je elkaar leert kennen, kan je elkaar beginnen begrijpen. Dan nemen angsten af en kunnen we het wonder van de verrijking ervaren. Dat is alvast een goed begin. Maar elkaar leren kennen vraagt evenzeer dat we ‘naar buiten gaan’, dat we actief ontdekken wie onze buren zijn, en de handen in elkaar slaan om samen te werken aan de maatschappelijke uitdagingen waarvoor we staan. Samenleven in verscheidenheid biedt vele troeven, tenminste als je ervoor open staat.
Ik wens u zulke ontmoetingen dan ook in veelvoud toe, niet alleen vandaag maar ook de volgende weken, maanden van dit nieuwe werkjaar.
+ Johan Bonny
Bisschop van Antwerpen