Hoe bouw je aan echte solidariteit in een diep ongelijke wereld? Is het mogelijk om als middenklassers (met een deftig loon en een fijne woning, gestut door sociale zekerheid gedekt door een democratische rechtsstaat) solidair te zijn met bijvoorbeeld mensen zonder papieren, boeren zonder land, vrouwen zonder rechten, kinderen zonder toekomst…? Het zijn vragen die Gie Goris tijdens zijn werkwinkel op de Trefdag van 14 mei 2022 beantwoord vanuit de inzichten van Albert Nolan, de Zuid-Afrikaanse Dominicaan die diepgaand betrokken was bij de strijd tegen Apartheid.
Albert Nolan schreef in de vroege jaren tachtig een essay “The service of the Poor and Spiritual Growth' (Armenzorg en spirituele groei). Dat artikel was niet zomaar een theologische beschouwing over medelijden met de armen. Zuid-Afrika in de jaren tachtig betekende: krijgswet, repressie, vervolging, verdwijning. Daarbij werd iedereen die zich uitdrukkelijk betrokken toonde op het lot van de armen -de zwarte, verdrukte meerderheid- beschouwd als staatsgevaarlijk. Zijn analyse was ook bedoeld voor een internationaal publiek, mensen in Europa die zich mee wilden inzetten voor de strijd tegen Apartheid.
In die omgeving omschreef Nolan vier stadia om tot reële solidariteit te komen. Hij beklemtoonde dat het daarbij niet gaat om een lineaire groei, maar om een organisch proces, waarbij je in de tweede fase nog volop elementen van de eerste meeneemt en beleeft (enzoverder). Welke stadia ziet hij?
1) Compassie en noodhulp
Dit is de bijna noodzakelijke beginervaring: het appèl dat naar je uitgaat door de confrontatie met het lijden van de andere, en de intuïtieve respons om daaraan te willern verhelpen. Wie honger heeft, eten geven. Wie geen thuis heeft, onderdak geven. Wie vreemdeling is, onthalen.
Het gaat hier om een voorafgaande empathische houding, een openheid en bereidheid om geraakt te worden door het leed van anderen, zowel in je eigen straat als in andere continenten, zowel erg herkenbaar als zichtbaar heel anders.
2) De wortels van het probleem en het belang van woede
Armoede is geen natuurramp noch een persoonlijk falen. Armoede is het gevolg van menselijk handelen, van beleidskeuzes, kortom: van structuren. Wanneer je tot dat besef komt, ontstaat ook bijna vanzelf een woedereactie, die het belang aantoont van het moeten veranderen van de structuren.
Want als onrecht ontstaat door menselijk handelen, dan kan de mens dat ook omkeren en aan rechtvaardigheid bouwen. Daarbij is het belangrijk om de focus op de structuren te houden. Niemand is verantwoordelijk voor de plek waar hij of zij geboren is. Het geeft in principe geen pas om de rijken hun rijkdom te verwijten of om armen te prijzen omdat ze niet tot de rijke minderheid behoren.
Al zijn er zeker wel mensen die rijk werden door andere mensen doelbewust uit te buiten: dat gedrag én die individuen moeten wel aangeklaagd worden.
3) De kracht van de armen ontdekken
Zowel in de eerste als de tweede fase blijft de “”beter gesitueerde” centraal staan. Die is ofwel verstrekker van hulp, ofwel architect van een rechtvaardiger orde. Maar uiteindelijk moeten we tot het besef komen dat “wij” de verdrukten niet moeten redden. Zij kunnen dat namelijk beter zelf. Zij kennen hun situatie beter. Zij zijn in staat zelf verwachtingen te formuleren. Zij hebben ook meer belang bij volgehouden actie om de huidige structuren te veranderen. Middenklassers zien vaak wel het structurele probleem, maar het besef dat rechtvaardigere verdeling hun eigen privilege ondermijnt, remt de inzet of maakt de eisen vaak minder verregaand.
Inzien dat de armen of verdrukten zelf actor zijn van hun eigen bevrijding, kan ook tot de valkuil leiden hun kracht te gaan romantiseren, zodat die verward geraakt met een soort onfeilbaarheid. Maar dat ontneemt de armen hun menselijkheid – wat ook betekent: feilbaar zijn en fouten maken- en neemt bovendien de verantwoordelijkheid weg die beter begoeden hebben.
(4) Ontstaan van reële solidariteit
Het romantiseren van de kracht van de armen leidt tot ontgoocheling over en teleurstelling met de armen. Je kan niet anders dan vaststellen dat vele armen en verdrukte mensen fouten maken en tekorten hebben, dat zij falen en ons in de steek laten -of liever: zichzelf in de steek laten- en soms hun eigen strijd verbrodden.
De klemtoon behouden op de structuren en vermijden dat individuele mensen worden geprezen of verweten over de situatie waarin ze leven, is moeilijk. Maar de meesten onder ons worden gewoon geboren aan één of andere kant van de diepe kloof tussen verdrukker en verdrukte. Die gegevenheid bepaalt ook ieders manier van denken en handelen.
Verdrukking bestaat echter wel degelijk. De twee kanten van de kloof zijn niet gelijk. De armen zijn degenen die lijden, en waartegen dus gezondigd wordt. Solidariteit betekent dat we hun zaak ter harte nemen, niet de onze. Belangrijk is dat we dit mét hen doen: samen partij kiezen tégen verdrukking en onrechtvaardige structuren.
En dus begint echte solidariteit wanneer we afraken van het verschil tussen 'wij' en 'zij', wanneer we samen de voordelen en nadelen zien en erkennen van onze verschillende sociale achtergronden en dagelijkse levensomstandigheden. Wanneer we de verschillende rollen die we dus zullen moeten spelen in de gezamenlijke strijd tegen verdrukking inzien en erkennen. Een citaat: “Onze solidariteit met de verdrukten moet een veel fundamentelere solidariteit dienen: de solidariteit tussen de verdrukten onderling.”
Essentieel is dat we hulp noch vervangende actie kunnen zien als solidariteit. Over solidariteit kunnen we pas spreken als wij ons zelf ook engageren in een gedeelde strijd, waarin we ook onszelf kwetsbaar maken, onderwerp van repressie of onzekerheid, en wanneer we die strijd laten aansturen door de verdrukten. Het gaat dus om gedeelde beslissingsmacht en gedeelde kwetsbaarheid. Alleen op die basis ontstaat reële solidariteit en gedeeld engagement.
Zo is het hele proces van solidariteit ook een proces van spirituele groei. Om die beweging te maken is het van essentieel belang dat haalbare doelen worden geformuleerd. Dan kan je ook zo nu en dan een succes vieren. Maar ook de een utopische visie moet overeind blijven, om niet te verzanden in dagjespolitiek of in de pragmatiek van alleen maar haalbare stappen.
Zowel de haalbare stappen als de utopische horizon moeten geijkt worden aan de hand van een goed kompas: als we stappen zetten, moeten ze immers in de juiste richting gaan, in de richting van de utopische horizon. Dat kompas kan bijbels zijn, en zeker ook de encyclieken van paus Franciscus, besluit Gie Goris, maar kan ook seculier zijn. Belangrijk is dat het bewust gekozen en voortdurend in de gaten gehouden wordt.