Of ik een In Memoriam wil schrijven over Hilde …
Natuurlijk zei ik: “Ja”. Nu ik hier zit, vraag ik me af hoe ik in godsnaam in een paar woorden het leven van Hilde in herinnering kan brengen.
Iets over haar talenten: zacht-moedigheid, doorzettingsvermogen, mensen verbinden in haar familie - en vriendenkringen en tijdens de coronatijd met haar dagelijkse ‘vrienden-op-afstand brief’, haar schrijftalent, oog voor details, haar kunst om te luisteren, haar …
Iets over haar lievelingsliederen, haar reizen, haar engagementen, haar liefde voor kinderen, natuur en fotografie, haar …
Misschien toch iets over haar levensloop en de bron van waaruit ze leefde.
Haar levensweg was, zoals ze zelf schreef, “een kronkelende weg, met twijfels en zekerheden, met gave en overgave; een weg van menswording, een weg die nooit af is”.
Naar school gaan, was voor Hilde geen vreugdevolle tijd. Gelukkig was er toen de jeugdbeweging, de gidsen. Daar voelde ze zich thuis en engageerde ze zich. Tijdens haar opleiding in de normaalschool bloeide ze open en vond ze haar passie voor onderwijs en kinderen, haar wijze om menswording te realiseren. Ze zei dikwijls dat leerlingen haar herinneren als de muziekjuf met haar gitaar, die leven bracht in de brouwerij; of als de leerkracht met liefde voor de natuur. Ze trok geregeld met haar leerlingen naar buiten, om de schoonheid van de natuur te zien en te ervaren. Daar hield ze van. Later ging ze op stap met haar fototoestel om zo de details van de Schepping nog meer te bewonderen. Nadien werd Hilde directrice in achtereenvolgens twee scholen.
Een cursus Themagecentreerde Interactie veranderde haar kijk op zichzelf en op het onderwijs. Ervarend leren, zicht krijgen op zichzelf en op de bronnen van waaruit ze leefde. Zo groeide een verlangen om iets te doen in de pastoraal.
Hilde startte met de Opleiding voor pastoraal werk(st)ers en diakens. Na haar pensioen in het onderwijs begon ze aan een tweede loopbaan in de pastoraal, als vrijwilligster. Ze werkte een jaar als parochieassistente in Ekeren. Nadien werd ze lid van de staf van de opleiding. Mensen opleiden voor een levensnabije en dienstbare Kerk, daar wilde Hilde aan meewerken.
Ze was tussenin ook zeven jaar diocesaan verantwoordelijke voor de pastoraal werksters en werkers. Haar zachtmoedigheid en doorzettingsvermogen waren talenten die ze in die functie ten volle kon inzetten. Ze bezocht pastoraal werkers, luisterde naar hun verhalen en ging in gesprek met beleidsmensen om moeilijkheden en problemen aan te kaarten. Een levensnabije en dienstbare Kerk. Daar droomde ze van. En ze deed wat ze kon om hieraan mee te werken, in de opleiding, de gezinsvieringen, Taizévieringen en het Eva-centrum in Ekeren, haar engagement in de Sint-Antoniusparochie, haar werk voor de religieuzen van het bisdom en nadien op haar dierbare plek Hof Zevenbergen.
Geloven kreeg voor haar een nieuwe invulling. Ze benoemde God als een onzichtbare tochtgenoot, als een komen en gaan. Soms aanwezig, soms afwezig op haar levensweg. Te vinden in de stilte, in de natuur, in de mens, in vriendschap en in engagement. De spiritualiteit van de menswording was haar heel dierbaar. Zo kon ze heftig uit de hoek komen als het ging over onrechtvaardigheid, klein en groot – dichtbij en ver weg.
‘Het is wat is het.’ Dat was haar zinnetje. Het zal velen bijblijven. Het was haar levensmotto op haar kronkelende weg. Hilde kon goed aanvaarden wat haar overkwam zonder veel te klagen. Ik denk aan haar vertrouwen in het medische team telkens ze werd opgenomen. Ze kon zich helemaal overgeven en wenste dat ook anderen toe. Maar soms was haar uitspraak ‘Het is wat het is’ ook een middel om zichzelf te beschermen en niet verder in gesprek te gaan. Dan moest je door die kwetsbaarheid heen kunnen breken.
De laatste zes weken waren intens … Dagen van waken, van wachten en van hopen. En op het einde van beseffen dat ze te zwak en te kwetsbaar was om het van de machines over te nemen.
Hilde, we gaan je missen en beseffen nog niet ten volle wat dat betekent.
Dank je wel, voor wie je was en betekende, voor mij en velen anderen!
Inge Schellekens