Toen Gummarus overleed, werd zijn lichaam begraven in het kapelletje dat hij zelf bouwde op het eilandje tussen de Binnennete en de Vredebergvliet. Vrij snel werd zijn lichaam echter ontgraven en in het jaar 714 verplaatst naar een kapel op de plaats van de huidige Sint-Pieterskapel in Lier. Deze kapel was de nieuwe bidplaats van de groeiende monastieke gemeenschap die door Gummarus gesticht werd. Het lichaam bleef daar 40 jaar rusten en tot op vandaag is de grafput nog zichtbaar achter het hoogaltaar van de Sint-Pieterskapel.
In 754 werd het gebeente van Gummarus opnieuw opgegraven. En met een speciale bedoeling. Een niet meer identificeerbare bisschop van Kamerijk kwam toen immers naar Lier om Gummarus heilig te verklaren. In die tijd gebeurde dat nog door een plaatselijke bisschop met een ritueel waarbij de relieken werden opgegraven, in een reliekkoffer werden geplaatst en verzegeld. Daarna werden de relieken op een altaar geplaatst waar ze ter verering bewaard bleven. Dit gebeurde ook met de relieken van Sint-Gummarus. De relieken werden uit het graf van de Sint-Pieterskapel gehaald en de koffer met Gummarus’ relieken werd op het altaar van de kloosterkerk geplaatst. Deze kloosterkerk was toegewijd aan Johannes de Doper en was naast de Sint-Pieterskapel gebouwd.
In 980 werd de kloosterkerk vervangen door een nieuwe kerk die eveneens was toegewijd aan Johannes de Doper. Iets minder dan vier eeuwen later was deze Sint-Janskerk aan vervanging toe. Het Lierse kapittel dat ondertussen uit de monastieke gemeenschap was gegroeid, besloot om een nieuwe, grote, gotische kerk te bouwen voor haar patroon Sint-Gummarus. Maar zo’n kerk bouwen, kostte geld. Daarom besliste men in 1354 over te gaan tot een erkenning van de relieken van Sint-Gummarus. Bij deze erkenning zou dan aan de bedevaarders kunnen gevraagd worden om bij te dragen in de kosten voor de bouw van de nieuwe kerk.
Bij zo’n erkenning van de relieken van een heilige komt de bisschop of zijn afgevaardigde controleren of de zegels op de reliekkoffer van de vorige erkenning nog allemaal intact zijn. Vervolgens wordt de koffer geopend en wordt het gebeente bekeken. Nadien wordt het gebeente terug in de reliekkoffer geplaatst en verzegeld, waarbij ook een erkenningsdocument wordt bijgevoegd waarin de relieken voor echt verklaard worden en waarin er ook een relaas van de erkenning wordt gedaan.
De relieken van de heilige Gummarus ondergingen al verschillende erkenningen:
- De erkenning van 26 juni 1354 door twee priesters in opdracht bisschop Pierre IV Andrieu van Kamerijk. Het integrale gebeente van Sint-Gummarus werd in uiterst goede staat teruggevonden in de reliekkoffer die sinds 754 niet meer was geopend.
- De erkenning van 20 april 1370 gebeurde in opdracht van de Kamerijkse bisschop Robert van Genève of mogelijk in zijn aanwezigheid. Bij deze erkenning werd een rib uit het gebeente van Gummarus weggenomen om in een reliekostensorium te plaatsen zodat de gelovigen te allen tijde een reliek van Sint-Gummarus konden vereren.
- De erkenning van 1406 gebeurde door de abten van de abdijen van Sint-Michiels in Antwerpen en de Norbertijnenabdij van Tongerlo in opdracht van bisschop Pierre d’Ailly van Kamerijk. Bij deze erkenning werden de relieken een week uitgestald voor de gelovigen vooraleer ze opnieuw in de reliekkoffer werden gesloten.
- De erkenning van 2 september 1475 werd uitgevoerd door de Kamerijkse hulpbisschop Godfried, titulair bisschop van Dagnia. De relieken werden dit keer van begin september tot en met de feestdag van Sint-Gummarus op 11 oktober elke zon- en feestdag in de kerk uitgestald ten behoeve van de gelovigen.
- De erkenning van 19 oktober 1587 werd uitgevoerd door de Antwerpse bisschop Livinius Torrentius. Het was een erkenning in mineur, want tijdens de Lierse Beeldenstorm van 9 op 10 april 1580 hadden Calvinisten de relieken van Gummarus ontheiligd en verstrooid. De relieken die door verschillende Lierenaars konden worden gered van de vernietiging waren voor deze erkenning terug bijeen gebracht. De eerste groep beenderen waren diegene die als echte relieken van de heilige Gummarus werden beschouwd: het gebeente van de kin met twee tanden en een stukje been dat met een draadje aan de kin was vastgebonden, zeven rugwervels, een borstbeen, een schouderblad en nog een ander stuk been, drie kleine stukken en vier grote stukken van de ribben, een dunne armpijp en een dikke armpijp, een volledig dijbeen en een gebroken dijbeen, een heupbeen met de heupkop, acht stukken van scheenbeenderen en nog een geheel van kleine beenderfragmenten. De tweede groep waren beenderen die waarschijnlijk tot het gebeente van Sint-Gummarus behoorden: twee halsbeenderen, vier stukken van pijpbeenderen, een stuk van een schouderbeen, een gedeelte beenderfragmenten. Deze beenderen waren teruggebracht door personen die men niet onder eed kon ondervragen waardoor er geen absolute zekerheid was dat ze tot de relieken van Gummarus behoorden. Maar de bisschop besloot dat deze beenderen wel degelijk relieken van Gummarus moesten zijn, gezien verschillende Lierenaars toch grote moeite hadden gedaan om ze van de Beeldenstormers te recupereren en aan het kapittel te bezorgen. De bisschop wond deze beenderen in een doek en legde ze samen met de andere relieken in de reliekkoffer.
- De erkenning van 21 december 1595 werd uitgevoerd door de leden van het Lierse Sint-Gummaruskapittel gezien op dat moment de Antwerpse bisschopsstoel vacant was.
- De erkenning van 26 mei 1601 gebeurde door de Antwerpse bisschop Willem De Berghes die na de erkenning door het Lierse kapittel in 1595 zelf de authenticiteit van de relieken van Sint-Gummarus wou vaststellen.
- De erkenning van 17 oktober 1666 onder leiding van de Antwerpse bisschop Ambrosius Capello stond volledig in het teken van het einde van de pestplaag die in dat jaar door Lier woedde.
- De erkenning van 12 oktober 1865 werd uitgevoerd door de Mechelse aartsbisschop Engelbert Sterckx. De erkenning kreeg een extra feestelijke dimensie door de organisatie van jubileumfeesten.
- De erkenning van 11 oktober 1890 gebeurde door de Mechelse kardinaal Petrus Goossens. Ook deze erkenning werd opgeluisterd met jubelfeesten. Men nam op dat moment ook het initiatief om voortaan elke 25 jaar een erkenning van de relieken van Sint-Gummarus uit te voeren, maar de beide Wereldoorlogen gooiden zowel in 1915 als in 1940 roet in het eten.
- De erkenning van 29 september 1965 werd uitgevoerd door de Antwerpse bisschop Jules Daem nadat deze 75 jaar onaangeroerd in de reliekkoffer bleven. Er werd ook opnieuw aangeknoopt met de traditie van de jubelfeesten.
- De erkenning van 23 september 1990 gebeurde onder leiding van de Antwerpse vicaris-generaal Cyriel Eykens die hiertoe gemandateerd werd door bisschop Paul Van den Berghe. De bisschop zelf kwam drie weken later naar Lier om deel te nemen aan de bedevaartdag.
- De erkenning van 26 september 2015 die in het teken stond van de 1.300ste verjaardag van de heiligverklaring van Gummarus werd gedaan door de Antwerpse bisschop Johan Bonny.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.