Zomaar een dag
Imre (11 jaar – sakkerend): “Waarom spreken we niet allemaal dezelfde taal? Dat Frans, dat lukt mij nooit! Waarom zijn er verschillende talen gekomen? Dat is toch verschrikkelijk onhandig?”
Jade (7 jaar): “Dat komt door die toren, toen zijn mensen ineens allemaal verschillende talen beginnen te spreken!”
Ik: “Jade, wat bedoel je, heb je het over de toren van Babel?”
Jade: “Ja, die! Ineens sprak iedereen een andere taal, zo is het gekomen! En nu moeten wij allemaal andere talen leren, stom hé!”
Ik schiet in de lach. “Jade, ik denk niet dat het helemaal zo is gegaan.”
Jade (verontwaardigd):”Jawel, de juf heeft het zo verteld!”
Ik: ”Dat kan. Maar ik denk dat het verhaal nog enkele geheimpjes verbergt. Mag ik ze jou vertellen?”
Jade (met pruillip): “Vooruit dan, omdat het geheimpjes zijn. Anders wil ik het niet weten.”
Ik probeer de kinderen uit te leggen dat er een verschil is tussen verstaan en begrijpen. Dat je elkaar soms niet verstaat, maar toch wél begrijpt, zoals die keer dat ze samen speelden met Deense kindjes op de camping. Dat je elkaar soms wél verstaat, maar elkaar toch niet begrijpt, als je ruzie hebt bijvoorbeeld. Dat je ook niet altijd begrijpt wat God voor jou droomt, ook al kan je daarover lezen in de bijbel. Of dat Jades BFF (Best Friend Forever) niet begrijpt waarom Jade haar eerste communie gaat doen, al begrijpen die twee elkaar anders zonder woorden.
Jade: “Pff, moeilijk hoor. Maar nu weet ik wel waar het woord ‘babbelaar’ vandaan komt. Van de ‘Babelaars’, want die hebben heel veel moeten babbelen voor ze elkaar begrepen!”
Sylvie
HET VERHAAL VAN PINKSTEREN: Hand. 2,1-11 (Bron: Bijbel in Gewone Taal, Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem, 2014)
Toen het Joods Pinksterfeest begon, waren alle gelovigen bij elkaar in een huis. Opeens kwam er uit de hemel een vreemd geluid. Het klonk alsof het hard begon te waaien. Het was overal in huis te horen. Ook zagen de gelovigen iets dat op vuur leek. Dat vuur verdeelde zich in vlammen, en op iedereen kwam een vlam neer. Zo kwam de heilige Geest in alle gelovigen. Daardoor begonnen ze te spreken in vreemde talen.
Op dat moment waren er in Jeruzalem veel Joden uit alle delen van de wereld. Ze waren gekomen om het Pinksterfeest te vieren. Toen het geluid uit de hemel klonk, kwamen ze er allemaal op af. Ze begrepen er niets van. Want iedereen hoorde de gelovigen spreken in zijn eigen taal.
Iedereen was erg verbaasd en zei: ‘De mensen die daar praten, komen allemaal uit Galilea. Hoe kan het dan dat we ze allemaal horen spreken in onze eigen taal? Wij komen allemaal ergens anders vandaan. Sommigen van ons komen uit landen in het oosten. Anderen komen uit landen in het noorden, het zuiden of het westen. Sommigen komen uit de grote stad Rome zelf. Weer anderen komen van het eiland Kreta, of uit de woestijn van Arabië. Er zijn hier Joden uit alle delen van de wereld. Er zijn ook mensen die uit andere volken komen en Joods geworden zijn. En toch horen we allemaal onze eigen taal! We horen dat er verteld wordt over de geweldige dingen die God doet.’