Begin dit jaar werd ons gevraagd of we een “ankerplek” wilden zijn: twee weken een ankersymbool in huis nemen en het daarna doorgeven aan een volgende medeparochiaan. Waarom niet? Ook een korte reflectie over “hoop” schrijven? Geen probleem! Dus gingen we enthousiast mee in het verhaal.
En nu zit ik hier… starend naar een leeg blad om iets te schrijven over “hoop”. Toch niet zo gemakkelijk voor mij als ingenieur.
We zeggen het zo vaak: we hopen op mooi weer, we hopen op een goed schoolrapport, iedereen hoopt op wereldvrede… Maar is dat de hoop waar ik over moet schrijven in deze reflectie?
Ik besloot even inspiratie op te doen op het internet.
Zo stuitte ik op uitgebreide filosofische verhandelingen over “hoop” op de website van de KU Leuven (https://www.kuleuven.be/thomas/page/idk-hoop/#2096100).
Sommige filosofen zien hoop als iets positiefs, ja zelfs als noodzakelijk om te leven. Denk maar aan:
- “Hoop is het beste antidepressivum” (Moeder Teresa)
- “Zolang er leven is, is er hoop” (Cicero)
- “Angst kan je gevangen houden, hoop kan je bevrijden” (Stephen King)
- “Wat zou het leven zijn zonder hoop?” (Friedrich Hölderlin)
Andere denkers zijn veel kritischer. Zij beschouwen hoop als een naïeve ontkenning van de werkelijkheid. Zoals:
- “We moeten zonder hoop leren leven” (Jean-Paul Sartre)
- “Wie van hoop leeft, zal van honger sterven” (Benjamin Franklin)
- “De hoop is het kwaadste der kwaadste, omdat zij de marteling verlengt” (Friedrich Nietzsche)
Die tweestrijd over hoop zet me toch wel aan het denken. Tot welk kamp behoor ik eigenlijk? Het kamp van Moeder Teresa of dat van Jean-Paul Sartre?
Ben ik zelf niet al eens ontgoocheld in mijn hoop? Die professionele of financiële meevaller waarop ik rekende, die er toch niet kwam? Ach, dat zijn profane verlangens; dat die niet uitkomen is nog wel aanvaardbaar. Maar die genezing van een dierbaar familielid, waar ik oprecht en belangeloos op hoopte… die is er niet gekomen. Waarschijnlijk heeft ieder van ons al wel eens gehoopt en gebeden met een mooie intentie, om toch van een kale reis terug te keren.
1-0 voor kamp Sartre dan maar? Eigenlijk niet.
Als christenen kunnen we niet blijven steken in ontgoocheling of verdriet. Onze christelijke hoop gaat immers een stap verder. Hoop is in het negatieve toch iets positiefs weten te vinden waardoor je weer verder kunt. Hoop is geen krampachtig vasthouden, maar een kracht die ons overeind houdt in tegenslag. Hoop is leven met open handen: weten dat de toekomst nog niet vastligt, maar geloven dat ze goed kan worden. Hoop is een daad van vertrouwen – en dat vertrouwen deel ik persoonlijk.
In het Jubeljaar worden we uitgenodigd om mensen van hoop te zijn: voor onszelf én voor anderen. Misschien is dat wel de kern van onze christelijke zending: steeds het positieve blijven zien, dat uitstralen naar onze omgeving en er ook naar handelen.
En zo is het opzet van de ankerplek toch geslaagd: ik had eigenlijk nog nooit zo stilgestaan bij dat korte woordje “hoop”. Hopelijk hebben jullie iets aan mijn reflectie gehad, en ik kijk uit naar de andere gedachten van mijn medeparochianen.