De kruisdagen zijn in de Katholieke Kerk de maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaartsdag. Het zijn dagen waarop men Gods zegen vraagt voor een goede oogst en over de vruchten van de aarde.
Het gebruik om de drie dagen voorafgaand aan Hemelvaartsdag kruisdagen te noemen en evenzeer te zien als biddagen voor het gewas, stamt uit de vijfde eeuw. Ze werden ingesteld door bisschop Mamertus (nu een van de IJsheiligen) in het Franse Vienne. Later werd dit gebruik in Rome overgenomen, om zich tegen het einde van de Middeleeuwen over heel Europa te hebben verspreid.
Tot de jaren ‘60 was het gebruikelijk dat er op deze dagen processies door de velden werden gehouden. Tijdens de processie werd de Litanie van alle Heiligen gezongen.
Na het Tweede Vaticaans Concilie zijn de Kruisdagen, net zoals als de Quatertemperdagen, in onbruik geraakt en wordt soms vervangen door een eucharistieviering.
Vaak liggen de Kruisdagen in de buurt van de IJsheiligen, een jaarlijks terugkerende periode van 11 tot 14 mei. In de volksweerkunde betekent dat het einde van de kans op schadelijke nachtvorst.
De namen van de ijsheiligen zijn: Mamertus (11 mei), Pancratius (12 mei), Servatius van Maastricht (13 mei) en Bonifatius van Tarsus (14 mei)
Ze ontlenen hun benaming aan het gevaar van koud voorjaarsweer voor het gewas, dat in die tijd in volle bloei staat. Een late vorstnacht kan in die periode veel schade aanrichten. Het is echter niet zo dat tijdens de ijsheiligen de kans op een overgang naar koud weer groter is dan op andere dagen in het voorjaar.
Enkele bekende of minder bekende volkswaarheden over de ijsheiligen:
- Pancraas, Servaas en Bonifaas, geven ijs en vorst helaas.
- Servaas moet verlopen zijn, voor de nachtvorst goed wel verdwijnt.
- Geen rijmken na Servaas, geen vloksken na Bonifaas.