Paus Franciscus heeft 2025 uitgeroepen tot een heilig jaar van de hoop. In de brief die hij daarover geschreven heeft onder de titel ‘De hoop stelt niet teleur’ (Spes non confundit), worden de gevangenen en de migranten uitdrukkelijk vernoemd. Het heilig jaar wil namelijk ook hoop brengen aan de gedetineerden, die, verstoken van de vrijheid, iedere dag niet alleen de hardheid van de opsluiting, maar ook de affectieve leegte, de opgelegde beperkingen en al te vaak het gebrek aan respect ervaren.
Aalmoezeniers of vrijwilligers willen mensen in detentie geen valse hoop geven, maar wel sprankeltjes hoop brengen in een uitzichtloze situatie.
Want mensen hoop afnemen is ook een soort van misdaad. Met betrekking tot de slachtoffers van iemands feiten is dat vrij evident – maar voor een dader? Heeft die nog recht op iets van toekomst?
Vaak zijn de muren van onbegrip en vooroordelen zeer hoog. “Is het wel nodig om die mensen nabij te zijn?” “Verdienen die mensen dat eigenlijk wel?” “Ze hebben toch wel zelf schuld aan hun eigen fouten zeker!”
Meestal hebben we een beeld van gedetineerden als inslechte, geperverteerde, onverbeterlijke criminelen. Maar… dé gedetineerde bestaat niet! Ook gedetineerden zijn mensen met een eigen verhaal, dat bovendien ook vaak een verhaal van armoede is. Armoede heeft vele gezichten. Je kan arm zijn aan gekregen kansen, arm aan mogelijkheden en vaardigheden, arm aan opleiding of arm aan goede ondersteuning bij moeilijke momenten of periodes in je leven.
Voor wie over de muur van onbegrip en vooroordelen heen kan kijken en zich waagt aan een concrete ontmoeting met een gedetineerde, merkt dat tijdens zo’n contact ruimte wordt geschapen voor mededogen. Achter iemands feiten schuilt vaak een gevoel van totale mislukking, van onmacht, van uitzichtloosheid, van zoveel gebrokenheid en zoveel scherven.
Elkeen wie gebroken is, heeft recht op heling en nood aan sprankeltjes hoop.
Een gevangenisvrijwilliger schreef na afloop van iemands proces de persoon in kwestie een brief. De vrijwilliger wou de gedetineerde enkel zeggen dat ze geloofde in zijn positieve kwaliteiten (die getuigen hadden aangebracht) en ook dat ze hoopte dat hij nog mensen mocht ontmoeten die hem een nieuwe kans willen geven. De gevangene schreef terug dat het voor hem onvoorstelbaar was dat iemand die wist wat hij had aangericht, hem toch nog toekomst toewenste.
In het gelaat van de ander zien we de kwetsbaarheid waar we verantwoordelijk voor zijn, aldus Emmanuel Levinas. Uiteraard moet wat fout is, bestraft worden, maar we mogen daders niet reduceren tot hun feiten.
Als pelgrims van hoop kunnen en mogen we het appel, van wie het ook moge komen, niet negeren.
Met dank aan Marijke Deconinck en Pieter-Paul Lembrechts sj
Hierbij nog een gedicht van de Duitse theologe Dorothee Sölle
Ik was in de gevangenis
en jullie hebben je niet om mij bekommerd.
Ik was in de gevangenis
en jullie hebben mijn gezinsleden genegeerd.
Ik was in de gevangenis
en jullie hebben je kinderen verboden
om met mijn kinderen te spelen.
Ik was in de gevangenis
en kwam weer vrij
maar door jullie wantrouwen
begon de straf pas toen.