"Ga niet aanliggen op de voornaamste plaats" (Lucas 14, 1. 7-14)
Vandaag in het evangelie zitten we samen met Jezus aan een zondags feestmaal. Jezus was uitgenodigd op een sabbatmaaltijd. Op de sabbat is er een uitgebreide maaltijd, wanneer de mannen 's middags thuiskomen na het gebed in de synagoge. God zit daardoor mee aan tafel. Nu was Jezus uitgenodigd door niet zomaar iemand. Hij ging het huis binnen bij één van de voornaamste Farizeeën. De gastheer was dus iemand waar de mensen naar opkeken en als belangrijk beschouwd werd. De gasten komen toe en zetten zich aan tafel. Jezus bekijkt het tafereel. De mensen proberen de beste plaatsen in te nemen. Dat zijn de plaatsen het dichtste bij de gastheer. Ze hopen zo een gesprek met de voorname man te kunnen aanknopen, dat op die manier iets van de voornaamheid van de gastheer op hun afstraalt. Zo voelen ze zichzelf belangrijk. Dat is niet alleen egoïstisch maar dat wil ook zeggen dat er mensen op een plaats zitten waar ze niet zo gelukkig mee zijn. Er kunnen zelfs mensen zijn die daardoor helemaal uit de boot vallen. Een leuk feest of maaltijd is dat niet. De grootste bekommernis van een goede gastheer is nu net dat alle gasten het goed hebben. Dat iedereen van de maaltijd en goed gezelschap kan genieten. Menig gastheer gaat daarom plaatsen aanwijzen en zal zelf met iedereen een praatje slaan.
Jezus heeft het niet alleen over die ene maaltijd en ook niet over feesten in het algemeen. Hij gebruikt de situatie om het te hebben over elke plaats en tijd waar mensen samen leven, zowel in kleine groepjes als in organisaties, als in heel de wereld. Overal waar gedrongen wordt om eer, macht en bezit, vallen mensen uit de boot. Jezus roept in zijn gelijkenis op om nederig te zijn en oog te hebben voor de anderen. Deel de bezorgdheid dat iedereen het goed heeft en van het samenzijn kan genieten.
Jezus hekelt het feit dat mensen voortdurend rangschikkingen maken naar eer, macht en bezit. Deze rangschikkingen maken ons blind en zorgen voor een samenleving vol uitsluitingen en discriminatie. God maakt deze rangschikkingen niet. God is als een goede gastheer en is bezorgd dat iedereen mee is, dat iedereen gelukkig kan zijn. God heeft oog voor wie het moeilijk heeft en nodigt ons uit om dat ook te doen.
Op het einde van het evangelie richt Jezus zich tot zijn gastheer. Hij raadt hem aan om armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit te nodigen. Dat moet heel choquerend geweest zijn. Voor een sabbatmaal gelden heel strenge reinheidsregels en Jezus noemt daar mensen op die in het jodendom als onrein beschouwd worden. Maar ook christenen, voor wie die reinheidswetten niet gelden, ervaren een hoge drempel om deze mensen te benaderen.
Herinner je je het evangelie van vorige week waarin Jezus vroeg om je in te spannen om door die nauwe deur van de hemel te geraken? De nauwe deur is de deur van ons eigen hart. Ons eigen hart is zo klein en het vraagt heel veel moeite om die deur een beetje verder open te krijgen. We zitten hier nu als genodigden van God aan zijn maaltijd. Laten we God bidden om ons hart te verruimen en laten we vooral bidden dat Hij in ons hart komt wonen, want alleen met zijn hulp kunnen we echt liefhebben en het leven vieren.
Lucrèce Ongenaert
parochieassistent