Deze zaligsprekingen, die we ook horen bij Allerheiligen, kunnen gemakkelijk verkeerd worden verstaan. Jezus zegt hier niet dat de armoede, de honger, het lijden of de vervolging ‘op zich’ goed zouden zijn of het ideaal moeten zijn voor iedereen. Mensen worden bemoedigd, ondanks al hun ongeluk, te blijven reageren met een hart dat vervuld is van liefde ook op het moment dat men misschien weinig hulp rondom zich voelt.
Zalig de ‘armen’ betekent niet dat God de ‘uiterlijk behoeftigen’ gelukkig prijst, maar wel de ‘innerlijk eenvoudigen’, zij die met respect en bescheidenheid omgaan met de mensen en de dingen. De ‘treurenden’ die Jezus zalig prijst, zijn niet de zwartkijkers en de pessimisten die zichzelf beklagen, maar diegenen die oog hebben voor het verdriet en het leed van anderen. De ‘zachtmoedigen’ die Jezus zalig prijst, zijn niet de sentimentele zwakkelingen, maar de tedere, geweldloze mensen. De ‘gerechtigen’ zijn niet diegenen die erop uit zijn hun recht op te eisen, maar diegenen die voor iedereen zonder onderscheid en op dezelfde manier waardering kunnen opbrengen. De ‘barmhartigen’ zijn niet de bevreesde slappelingen, maar diegenen die zo sterk zijn dat zij de eerste stap durven zetten om te vergeven. De ‘zuiveren van hart’ zijn niet diegene die strenge zedelijke normen hoog kunnen houden maar de ongecompliceerden. De ‘vredestichters’ zijn niet diegenen die alle ruzies proberen te sussen en alle problemen proberen toe te dekken, maar diegenen die moedige gebaren stellen van verzoening. De ‘vervolgden’ zijn niet diegenen die zich steeds tekort gedaan en verongelijkt voelen, maar diegenen die de verdediging van de onderdrukten en de machtelozen moedig op zich nemen.
Door de zaligsprekingen wordt gezegd aan ons, de volgelingen van Jezus, die op bepaalde momenten door droefheid, honger, dorst, haat, zelfs vervolging worden gekweld: ‘God staat niet aan de kant van diegenen, die u miserie of lijden aandoen. God staat aan uw kant. Uw Vader blijft bij u staan, juist nu.’ De gelovigen onder de lijdenden worden zalig geprezen door God, niet omwille van hun miserie, wel omwille van hun innerlijke kracht om tegen hun miserie te reageren. Aan hen wordt gezegd: ‘Zalig zijt gij, want, in tegenstelling tot de spontane reactie van velen, sluit gij in uw tegenspoed uw hart en gemoed nu niet af voor God. Bij alles wat gij onderneemt, blijft gij toch altijd reageren met een hart, dat vervuld is van een liefde, die zichzelf wil wegschenken en anderen wil dienen.’
Bewerking originele tekst door Luc